Waarschuwing voor acquisitiemisleiding afgestraft door rechtbank

Zelden zó veel jeuk gehad als bij het lezen van dit vonnis. Een zakenman die wilde waarschuwen voor de praktijken van acquisitiemisleiding, moet van de rechter op LinkedIn een rectificatie plaatsen, las ik bij Emerce. Hij had op LinkedIn een boze reactie geplaatst over een telefoontje over zijn vermelding in een bedrijvengids, en daarna een brief gekregen die een contractsduur van 12 maanden à 99 euro vermeldde. Dat klinkt als hét voorbeeld van acquisitiefraude, maar de rechter vond dat meneer zijn boze statusbericht toch wel even had moeten onderbouwen. Oh, en omdat hij geen factuur had gehad kan er geen sprake zijn van oplichting en dús mag je dat niet zeggen ook. Argh. Wát een naïeve reactie.

Standaardtruc nummer 1 bij acquisitiefraude is dat je een ondernemer belt en hem wijst op een vermelding in een bedrijvengids, die gecontroleerd, gecorrigeerd of aangepast moet worden. Of dat er iets verlengd moet worden bij de vermelding. Wie druk bezig is met écht werk of anderszins niet goed oplet, denkt dan “oh oké dat zal ik wel een keer afgenomen hebben” of “wat aardig dat ze dit even checken” en krijgt vervolgens een fax waarop de te controleren of corrigeren gegevens staan. En in de kleine lettertjes staat dan iets met de strekking “door retournering gaat u akkoord met 12 maanden vermelding à € heel veel.” Zie de lange, lange lijst van acquisitiebureaus bij het Steunpunt Acquisitiefraude.

De eiser in deze zaak had ook een bedrijvengids, en belde ondernemers of zij in de database opgenomen willen worden. Op zijn minst neem je als je zo handelt het risico dat mensen gaan denken dat je aan acquisitiefraude doet, zou ik zeggen. Zeker als die database niet heel actueel of uitgebreid lijkt – de bedrijvengids vermeldt ICTRecht als in Beverwijk gevestigd, wat toch al sinds 2009 niet meer ons adres is. En als -zo ontdekte Emerce- het gros van daarin opgenomen bedrijven in de gids staat zonder daarvan te weten.

Natuurlijk, dan heb je als legitieme bedrijvengidsuitgever een imagoprobleem. Maar dat betekent niet dat je dús iedereen maar mag aanklagen omdat ze je telefoontje frauduleus vinden. Net zoals e-mailmarketeers moeten leven met continue beschuldigingen vuile spammers te zijn en verkopers van onbewezen medische technieken zoals cellulaire geneeskunde moeten leven met de “geur van kwakzalverij” zoals de rechtbank dat ooit noemde.

De gids had uitgelegd dat de fax die vervolgens kwam, alleen maar werd verstuurd omdat de boze klager in dat telefoongesprek had gezegd geïnteresseerd te zijn in een vermelding. En de fax ziet er (JPG) volgens de rechter uit als een gewone offerte:

De in de fax gebruikte bewoordingen passen naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter eerder bij een offerte waarin een aanbod wordt gedaan tot vermelding van het bedrijf op de site, onder vermelding van de voorwaarden waaronder deze zal plaatsvinden.

In de fax worden “afspraken bevestigd” over een online vermelding in “hetbedrijvenblad.nl”, voor twaalf maanden à 99 euro. Met grote letters staat erbij “conform afspraak volgt geen automatische verlenging”. Maar dat is dus precies wat je ook bij acquisitiefraude ziet: het gesprek gaat over opzeggen en de brief vermeldt in de kleine letters dat je juist een contract áángaat. Toegegeven, die kleine letters zijn hier van gemiddelde grootte maar waarom staat die 12 maanden en dat tarief middenin een blok lopende tekst in plaats van duidelijk als aparte post in dat kader erboven?

Nee, ik zou na zo’n fax ook denken, dit is niet zoals ik me het gesprek herinner. En bij die verstopte 99 euro per maand, tijd voor de prullenbak en een boze blog.

De rechter legt de bewijslast bij meneer: bewijst u maar dat in het gesprek wat anders is gezegd dan “wilt u in onze bedrijvengids? ja graag”, want alleen dan mag u spreken van acquisitiefraude. En dat voelt dan toch als soort van de omgekeerde wereld, gezien die geur die aan dit soort acquisitie kleeft. Zeker omdat mensen zelden zulke gesprekken opnemen (wat je dus wél moet -en mag- doen vanaf nu). Zou het bedrijf niet moeten bewijzen dat in het gesprek open en duidelijk is aangegeven waar het over gaat?

Verder vindt de rechter het overlegde bewijs – twee websites waarvan “de herkomst en juridische status niet helder is” te mager. Maar met één Googleopdracht op “hetbedrijvenblad.nl” vind ik al meteen in de top 10 waarschuwingen van de NVVP, van Provoet (PDF) en anderen, en ook op de bekende consumentenforums (Vara’s Kassa en TROS Radar) wordt melding gemaakt van dergelijke telefoontjes. VOS/ABB waarschuwde ook maar haalde het weg na dit vonnis. Wie een positieve publicatie vindt over deze gids, ik houd me aanbevolen.

Dus argh. Jeuk. Het klópt juridisch wel, de klager moet bewijzen dat zijn beschuldiging voldoende grondslag in de feiten heeft. En omdat hij dat niet kon, moet hij nu rectificeren. Maar als ik het zo zie dan had dat verweer wel wat sterker kunnen zijn. En dat is jammer nu, want het bedrijf heeft met dit vonnis nu de mooie gelegenheid om tegen iedere criticus te roepen “de rechter zegt dat wij legitiem zijn en het verboden is ons oplichters te noemen”.

Arnoud

Van wie is het social media account van de vereniging?

Een lezer vroeg me:

Als vrijwilliger onderhoud ik al jarenlang de website van mijn vereniging, en sinds kort ook het Twitter- en Facebookaccount. Nu heb ik helaas ruzie gekregen met iemand uit het bestuur, en ik overweeg op te stappen. Maar kan ik dan die accounts uit de lucht halen, of kan de vereniging die opeisen?

Ruzies binnen verenigingen komen helaas vaak voor, en ik merk dat er opvallend vaak mensen zijn die zelf de website hebben opgezet en privé allerlei accounts beheren die bestemd zijn voor de vereniging. Het lijkt me goed als verenigingen vaker daar zélf de regie in nemen, dan voorkom je problemen. Maar goed, het is zoals het is en er zal een oplossing gevonden moeten worden.

Zoals ik al eerder blogde, degene die de website bouwt, heeft daarop het auteursrecht. Ook als hij de site bouwt ten behoeve van een ander, zoals een vereniging. De vereniging krijgt een gebruiksrecht, een licentie, maar is niet eigenaar op de site. (Wel op de content die ze er zelf in zetten, natuurlijk.)

Een vereniging heeft echter een trucje om de rechten te claimen. In artikel 8 Auteurswet staat dat als een vereniging (of stichting, of BV, etc) een werk publiceert met alleen haar naam als de bron, de vereniging de auteursrechten heeft. Tenzij blijkt dat de vereniging die vermelding niet mócht doen, maar dat is een vrij hoge grens.

Voor Facebook, Twitter en andere accounts geldt: het account is aangevraagd door vrijwilliger X, die heeft het wachtwoord en die heeft het contract met het Amerikaanse bedrijf. Dus die en alleen die heeft rechten op het account.

Als het account de naam van de vereniging heeft, dan kan dat anders liggen. Maar niet vanwege zo’n trucje. Wat je dan doet, is als vereniging stellen dat je handelsnaam (of merknaam) geschonden wordt, en op die grond een opeisingsprocedure starten bij de dienstverlener. Zo heeft Twitter een trademark policy waarmee een merkhouder kan eisen dat een Twitteraccount van hun bedrijfsnaam wordt afgestaan. Maar of een vereniging een handelsnaam heeft, is nog maar de vraag.

Ook hier zou ik dus zeggen: beste vereniging, claim per direct uw social media accounts.

Arnoud

Gastpost: De verplichte referentie op LinkedIn

linkedin-recommendation-referentie.pngOmdat ik met vakantie ben, geef ik de komende weken diverse gastbloggers de ruimte. Vandaag een ook voor mij verrassend stukje arbeidsrecht van HR-adviseur Edwin van Erkelens: kun je afdwingen dat je werkgever je een referentie geeft op LinkedIn?

De werkgever is verplicht bij het einde van de arbeidsovereenkomst de werknemer op diens verzoek een getuigschrift uit te reiken, zo staat in de wet. In mijn HR-carrière heb ik dit altijd een ietwat archaïsch wetsartikel gevonden. Voor huishoudelijk personeel in de 19e eeuw was een getuigschrift belangrijk. Zonder positief getuigschrift kon de werknemer onmogelijk een vergelijkbare functie bij een andere werkgever krijgen. Om aan dit oneigenlijke machtsmiddel een einde te maken is dit wetsartikel in het leven geroepen. Een getuigschrift was hiermee geen gunst meer die (bij uitzondering) werd verleend, maar een recht dat kon worden afgedwongen. Hier komt bij dat je geen negatief getuigschrift mag afgeven.

In mijn loopbaan heb ik het bij uitzondering meegemaakt dat een werknemer om een getuigschrift vroeg. Ik moet de eerste kandidaat nog tegen komen die mij in de sollicitatiebrief getuigschriften meezond. Ook managers heb ik nog nooit waarde zien hechten aan getuigschriften. Waarschijnlijk zegt dit ook iets over mij. Eerlijkheidshalve moet ik er ook bij vermelden dat ik nog nooit om getuigschriften heb gevraagd.

De wereld is echter veranderd. Getuigschriften waren altijd brieven op papier. Internet bestond ook niet in de 19e eeuw. Met de opkomst van Linkedin is het verzamelen van referenties weer mode geworden. Je zou kunnen argumenteren dat een getuigschrift hetzelfde is als een Linkedin -referentie die wordt afgegeven door een werkgever. Dat roept de vraag op of een werknemer bij zijn werkgever zou kunnen afdwingen dat deze in Linkedin een referentie afgeeft conform de bepalingen van het getuigschrift.

In 2010 is de wet veranderd: de loonstrook mag digitaal worden aangeleverd, en ook de arbeidsovereenkomst zelf mag nu elektronisch. Het is opmerkelijk dat het artikel over de digitale loonstrook wel is veranderd, maar dat het artikel over het getuigschrift, onveranderd is gebleven. De vraag is nu of dit een bewuste keuze is van de wetgever of dat men het artikel over het hoofd heeft gezien.

Je kunt je natuurlijk afvragen of een verplichte referentie van de werkgever op Linkedin zin heeft, los van de juridische afdwingbaarheid. De werkgever is ook weer niet verplicht om zich positief over werknemer uit te laten. Tussen een positieve aanbeveling en een negatieve beoordeling zit nog iets als een neutrale vermelding van feiten. Dat maakt dat het praktisch gezien geen juridische strijd waard. Zeker niet voor de werkgever die al wettelijk verplicht is om een tekst op te stellen op papier. In lijn met de intentie van de wet en de maatschappelijke ontwikkelingen is het raadzaam om wel een referentie op Linkedin af te geven.

Edwin van Erkelens schrijft op MKB-HR-Adviseur.com over HRM, recruitment en social media. Als adviseur begeleidt hij ondernemers op deze gebieden. Dit varieert van projectmatige inzet tot tijdelijke vervanging.

Mag een werkgever eisen dat een werknemer op LinkedIn gaat zitten?

Een lezer vroeg me:

Ik ben sinds kort bij een ICT-bedrijf werkzaam als facilitair medewerker. Nu kreeg ik gisteren te horen dat iedereen in het bedrijf een LinkedIn account heeft, dus ik moest er ook aan. Maar dat wil ik helemaal niet! Ik stel prijs op mijn privacy, ik heb niets te maken met klanten en ik wil niet met mijn volledige naam (die redelijk uniek is) op internet vindbaar zijn. Kunnen ze dit echt eisen?

Het lijkt me dat een werkgever dat eigenlijk alleen kan eisen als men dat in het arbeidscontract zelf heeft staan, of het vooraf bij de sollicitatie heeft gemeld. Dan weet je waar je aan begint en kun je nog weigeren.

Uit de rechtspraak blijkt dat men hooguit kan eisen dat de informatie klopt, dus als je de verkeerde functie noemt op LinkedIn dan moet je dat aanpassen. In die zaak had een juridisch medewerker ten onrechte op Linkedin zowel zichzelf van een mr-titel als van de omschrijving “Advocaat, beroepsopleiding <datum” voorzien. De werkgever mocht de medewerker hierop aanspreken (maar ontslag op staande voet kun je hier niet op baseren).

Ik weet dat het in de ICT steeds gewoner wordt, zie ook de discussie over smoelenboeken en openbare profielen. Maar wat me opvalt is dat dit soort vragen veelal binnenkomen van mensen die zelf heel wat minder actief zijn in de ICT, zoals de facilitair medewerker uit deze vraag. Je gaat je dan afvragen, zijn wij alles-op-internet-likende-en-delende-ICT-ers dan zo anders dan deze, eh, gewone mensen?

Arnoud

Mogen Facebook, LinkedIn en consorten mij uitnodigen via mijn vrienden?

facebook-invite.pngVolgens het mailtje dat ik vanochtend kreeg, zitten er 93 mensen met smart te wachten op mijn terugkeer op LinkedIn. Hoe veel er op Plaxo zitten weet ik niet, maar ik word er regelmatig aan herinnerd dat dat nog bestaat. En op Facebook is het ook heel gezellig maar zou het toch leuker zijn met mij erop. Zo ongeveer de enige waar ik géén regelmatige mailtjes van krijg is Google+. Maar mag dat allemaal zomaar, al dat commerciële gemail om mij op die netwerken te krijgen?

In principe mag dat natuurlijk niet. Ongevraagde commerciële mail heet spam, en is voor Facebook of LinkedIn net zo hard verboden als voor de Aziatische v1agraspammers. Ook in de VS, waar die bedrijven gevestigd zijn. Maar de truc die ze daar hanteren, is dat degene die zijn adresboek openzet zodat de sociale netwerken iedereen daarin kunnen oogsten en mailen, in de voorwaarden moet garanderen dat hij van iedereen uit dat adresboek toestemming heeft om dit te mogen doen. En dan kan Facebook dus met een oprecht gezicht melden dat de mail opt-in is. Ehm, tsja.

In Nederland zie ik dat argument de giecheltoets niet doorstaan. Maar bij ons is er een andere escape, namelijk de tell a friend systemen waarvoor in 2008 een soort-van uitzondering is gemaakt door spamtoezichthouder OPTA en privacywaakhond Cbp.

Een tell-a-friendsysteem is een mailsysteem op een website waarbij je als bezoeker je eigen gegevens en die van een ontvanger (een vriend) kunt invullen, waarna de website daar een mail heen stuur. Het originele idee was dat je zo snel even een tipje of signalering kon versturen, maar zoals met zo ongeveer alle technologieën op internet wordt dat binnen de kortste keren tot op het bot uitgemolken om advertenties en andere meuk mee te versturen.

Een tell-a-friendsysteem is uitgezonderd van het spamverbod als aan vier eisen is voldaan:

  1. De communicatie gebeurt volledig op eigen initiatief van de internetgebruiker (of afzender), de website stelt hier geen (kans op) beloning tegenover voor afzender of ontvanger.
  2. Voor de ontvanger moet het duidelijk zijn wie de initiatiefnemer van de e-mail is, zodat hij diegene kan aanspreken als hij niet gediend is van dergelijke mails.
  3. De afzender moet volledige inzage hebben in het bericht dat namens hem wordt verzonden, zodat hij de verantwoordelijkheid kan nemen voor de persoonlijke inhoud van het bericht.
  4. De website in kwestie mag de e-mailadressen en andere persoonsgegevens niet gebruiken of bewaren voor andere doeleinden dan het eenmalig verzenden van een bericht namens de afzender. Daarnaast dient de website het systeem te beveiligen tegen misbruik, zoals het geautomatiseerd verzenden van spam.

Een uitnodiging om lid te worden van bijvoorbeeld Facebook kan voldoen aan deze eisen. In de praktijk gaat het meestal fout bij eisen 3 en 4. Zo krijg je vaak herinneringen, dus dan worden de gegevens bewaard voor meer dan een eenmalig verzenden. En ook krijg je lang niet altijd een preview van het bericht zoals dat verzonden gaat worden.

Wél fijn is dat sommige van die netwerken de optie bieden “stuur mij nooit meer uitnodigingen”. Die zwarte lijst is niet verplicht maar ik vind dat dat eigenlijk wel zou moeten.

Arnoud

Moet je van de wet wachtwoorden salten?

password-salt.jpgIk neem aan dat julie je LinkedIn-wachtwoorden ook hebben veranderd ondertussen? Wat een pijnlijke fout was dat zeg, lekken van hashes van 6,5 miljoen wachtwoorden van gebruikers. Vooral omdat die hashes niet “gesalt” waren, waardoor eenvoudig te raden was wat de werkelijke wachtwoorden waren. Maar, zo vroegen vele lezers me, is hashen dan niet wettelijk verplicht?

Het flauwe antwoord op die vraag is dat wat verplicht is vaak totaal losstaat van wat bedrijven doen. Maar een iets minder flauw antwoord is dat de wet eigenlijk helemaal niets specifiek voorschrijft omtrent beveiliging. Zo ongeveer de enige relevante wet hier is de Wet bescherming persoonsgegevens, en die bepaalt dat je “adequate” beveiliging moet hanteren voor persoonsgegevens. Een LinkedIn-profiel is een verzameling persoonsgegevens, dus daar geldt die eis zonder meer op.

Maar wat is nu adequaat? Dat staat niet in de wet. Er zijn allerlei aanbevelingen van allerlei partijen (zoals de paper van het Cbp zelf) maar die zijn formeel niet bindend. Je moet dus zelf bepalen wat adequaat is, gezien het soort gegevens en hoe kwetsbaar of aantrekkelijk die zijn. LinkedIn zou dus kunnen zeggen “ongesalte wachtwoordhashes zijn goed genoeg voor onze profielen”, maar dan ben ik héél benieuwd naar de onderbouwing daarvan.

Sterker nog, ik kan me bijna niet voorstellen dat daar een onderbouwing voor te bedenken is. Het is ondertussen algemeen bekend dat gehashte wachtwoorden eenvoudig te kraken zijn. Hoewel ze in theorie niet omkeerbaar zijn, is het ondertussen praktisch goed te doen om met brute force uit te proberen welke wachtwoorden tot welke hashes leiden. Zo goed zelfs dat ik wel durf te zeggen dat ongesalte wachtwoordhashes bewaren net zo veilig is als gewoon de wachtwoorden zelf opslaan. Bijna niet dus.

Wettelijk gezien is er dus geen harde eis en geen vast toetsingskader. Maar van concrete maatregelen is wel te zeggen of ze wel of niet verstandig zijn. Weten jullie nog meer veel gemaakte fouten omtrent beveiliging?

Arnoud<br/> Foto: Cardinal Path

Ik moet mijn LinkedIn opschonen bij mijn ontslag!

linkedin-breek-connecties.pngEen lezer vroeg me:

Ik werk tot 1 juli als sales manager en daarna stap ik over naar een concurrent. Nu heb ik een relatiebeding in mijn contract, en mijn huidige werkgever zegt dat ik hierom verplicht ben om mijn LinkedIn op te schonen. Alle contacten die als relatie van het werk tellen, moet ik verbreken. Inclusief contacten die ik al hád toen ik hier kwam. Moet dat echt?

Met een relatiebeding kan een werkgever voorkomen dat werknemers gedurende een zekere tijd zijn relaties benadert met het oog op acquisitie of overname van dienstverlening. Een relatiebeding moet schriftelijk worden overeengekomen, en wel in de arbeidsovereenkomst zelf. Je hebt er dus voor getekend en dan zit je er ‘gewoon’ aan vast.

Het lijkt mij dat als je afspreekt je “oude” relaties niet meer te benaderen na ontslag, je dat ook niet via Linkedin (of Hyves of Xing of Facebook) mag doen. Het technisch middel doet er niet toe, waar het om gaat is wat jij als ex-werknemer doet: probeer je oude relaties mee te nemen naar je nieuwe werk? Zo ja, dan overtreed je het relatiebeding.

In 2011 bleek een ex-werknemer zijn relatiebeding te hebben geschonden door een relatie van zijn voormalige werkgever via LinkedIn te accepteren. Maar dat is wel wat meer dan het enkele hébben van een contact.

Of het louter hébben van het contact, of het over koetjes en kalfjes communiceren met zo’n contact ook al onder het relatiebeding valt, is dubieus. In februari bepaalde de Maastrichtse de rechter dat het enkele communiceren via sociale media met ‘verboden’ relaties nog geen overtreding was:

[Voor een overtreding zou gedaagde] bijvoorbeeld zijn contacten op die media (friends/vrienden) expliciet moeten vragen om wanneer zij bij [eiser] zijn ingeschreven, over te stappen naar zijn dansschool.

Het lijkt me dus zeker geen automatisme dat een relatiebeding dús impliceert dat de LinkedIn moet worden opgeruimd op de laatste werkdag.

Voor een paar klanten heb ik “opschoonbedingen” gemaakt die naast het relatiebeding in de arbeidsovereenkomst komen. Hierin wordt bepaald dat werkgever en werknemer op de laatste werkdag gezamenlijk het LinkedIn account doornemen en ‘verboden’ relaties zullen verwijderen. Dan is er geen discussie meer: je hebt getekend voor opschonen, dus je gáát opschonen.

Enige nadeel hiervan is dat je de discussie of dit wel passend is, nu moet voeren bij je net-nieuwe werkgever. Of nog niet eens echt werkgever: je moet het contract nog tekenen, dus hij kán je zomaar eruit zetten als je nu gaat piepen. Liever zou ik dus zien dat een werkgever dit soort bedingen in het onderhandelingstraject meldt en niet op de dag voor de eerste werkdag waar je de formele handtekening komt zetten.

Arnoud

Linkedin gebruikt profielfoto’s in advertenties, mag dat?

LinkedIn plaatst content van leden bij ads van derden. Het zakelijke sociale netwerk heeft zichzelf het recht gegeven om content van gebruikers te plaatsen bij advertenties, meldde Webwereld gisteren. Het gaat zo te zien met name om profielfoto’s en -teksten, zoals in dit plaatje dat Marketaire vond:

linkedin-new-job.png

Voor het gemak staat het aanvinkvakje onder Settings > Account > Manage Social Advertising alvast maar aangevinkt. (Ik wacht wel even tot u het uitgezet heeft.)

Mag Linkedin dat zomaar doen? Van hun eigen voorwaarden mag het sinds kort wel:

Create and distribute advertising relevant to your or your network’s LinkedIn experience. If you share your interactions on LinkedIn, for example, when you recommend a product, follow a company, establish or update your profile, join a Group, etc., LinkedIn may use these actions to create social ads for your network on LinkedIn using your profile photo and name. You can control whether LinkedIn uses your name and picture in social ads here.

en hier heeft u stilzwijgend mee ingestemd toen u de site na 10 juni bleef gebruiken. Ja, ik ook. Kennelijk.

Naar Nederlands recht lijkt me dit toch moeizaam te verdedigen. Voor gebruik van persoonsgegevens is normaliter ondubbelzinnige toestemming nodig – denk maar aan de cookiediscussie. Er zijn uitzonderingen: je hoeft niet te vragen om toestemming wanneer het gebruik noodzakelijk is voor het leveren van de dienst, of wanneer je een zwaarwegende reden hebt die boven de privacy gaat (bv. een nieuwsbelang). Maar die lijken me hier niet op te gaan.

Ik zou dus zeggen dat Linkedin apart toestemming moet vragen voor dit gebruik, en dat ze niet kan volstaan met een zinnetje in de privacypolicy. En tot die aparte toestemming er is, dient dit gebruik uit te staan. En ja, ik weet dat gratis diensten advertenties nodig hebben en dat sociale ads hoger scoren maar dit krijg je ervan als je toestemming als hoofdregel in de privacywet zet.

Arnoud

“Voortgezet gebruik van deze site impliceert akkoord met de voorwaarden”

Het was mij niet opgevallen, maar een lezer stuurde me dit screenshot van zijn Linkedin:

linkedin-veranderde-voorwaarden.png

Met andere woorden, Linkedin vraagt niet expliciet een akkoord van haar gebruikers maar doet alsof voortgezet gebruik van de site mag worden gezien als akkoord. Kan dat zomaar?

In principe wel. Het Nederlands recht eist nergens dat je expliciet een handtekening zet of een vinkje voor akkoord plaatst om ergens mee akkoord te gaan. Een rechtshandeling mag op elke manier worden verricht (art. 3:37 BW), ook door een bepaalde handeling of gedraging. Zelfs stilzitten kan onder omstandigheden als rechtshandeling worden opgevat.

Het is dan ook zeker mogelijk om gebruik van een website op te vatten als aanvaarding van de (gewijzigde) voorwaarden van die website. Wel zul je mensen dan expliciet moeten wijzen op het feit dát er voorwaarden gelden, het enkele hebben van een linkje ‘disclaimer’ onderaan lijkt me daarvoor niet genoeg. Zoals Linkedin het doet, lijkt het me juist.

Ook naar Amerikaans recht trouwens. Het 9th Circuit oordeelde in 2007 dat je gebruiksvoorwaarden alleen mag wijzigen met expliciete notice naar de wederpartij. Een clausule “U dient elke week te kijken of deze voorwaarden wijzigen” werd expliciet ongeldig verklaard.

Bij geregistreerde gebruikers moet natuurlijk in de oude algemene voorwaarden staan dat je deze mag wijzigen. En de wederpartij moet dan het recht hebben om op te zeggen, anders is het wijzigingsbeding al snel ongeldig (art. 6:237 sub c BW, de grijze lijst).

Arnoud

LinkedIn-contact toevoegen levert 10.000 euro boete op wegens schending relatiebeding

linkedin-relaties-contacten-connectieHet toevoegen van een relatie uit je vorige werkkring aan je LinkedIn-netwerk kan wel eens flinke financiële gevolgen hebben voor vele werknemers, las ik bij Jobbroker. De rechtbank Arnhem had namelijk gevonnist dat een werknemer een boete van 10.000 euro moest betalen omdat hij het relatiebeding had geschonden door iemand toe te voegen aan zijn LinkedIn-netwerk.

Een relatiebeding is een bepaling in een arbeidsovereenkomst waarin wordt afgesproken onder welke voorwaarden na afloop wel of niet relaties van de ex-werkgever mogen worden benaderd. Een relatiebeding moet schriftelijk en individueel worden afgesproken. En natuurlijk mag een relatiebeding niet zomaar contact met “iedereen tot in de eeuwigheid” verbieden. Er moeten redelijke grenzen worden gesteld. Zo zal een relatiebeding veelal beperkt zijn tot één of twee jaar na afloop van de arbeidsovereenkomst, en worden soms expliciet bedrijven genoemd waarmee nadrukkelijk geen contact gezocht mag worden.

In het arbeidscontract was in deze zaak een zeer breed relatiebeding voor vijf bedrijven opgenomen, waarin het de werknemer werd verboden na beëindiging van het contract

als particulier, als zelfstandig ondernemer, als werknemer in dienst van derden of in welke hoedanigheid dan ook, direct of indirect, rechtstreeks of zijdelings contact te hebben of te onderhouden, één en ander in de ruimste zin des woords, met de volgende (leverancier)relaties van werkgever [lijst van vijf].

De werknemer had op zeker moment een LinkedIn-connectie gelegd met een werknemer van een van die vijf bedrijven. Wanneer exact was onderwerp van discussie: de werknemer stelde dat dit nog tijdens het dienstverband was, en de werkgever dat dit pas na de beëindiging had gebeurd. Bij LinkedIn-profielen kun je niet eenvoudig de datum van een verbinding zien. Het enige dat je hebt, is de homepage met alle updates, waar in dit geval “32 minutes ago” stond. Maar door de wel genoemde data van andere updates te analyseren, komt de rechter tot de conclusie dat de update in september 2010 heeft plaatsgevonden. En dat was ná de datum van beëindiging (31 maart 2010).

De rechter ziet het geaccepteerde contactverzoek als een overtreding van het relatiebeding. Naar de letter van het beding is dat juist: iemand op LinkedIn toevoegen is “in welke hoedanigheid dan ook, direct of indirect, rechtstreeks of zijdelings contact hebben” met die iemand. Al was het maar omdat LinkedIn een updatemail stuurt dat je connectverzoek is geaccepteerd.

Of daarmee élke LinkedIn-verbinding een schending van een relatiebeding oplevert, betwijfel ik. Vonnissen bij arbeidsrecht zijn altijd heel erg gebaseerd op de specifieke feiten – en vaak ook het gevolg van reeds flink uit de hand gelopen ruzies en misstanden. Dit vonnis was een vervolg op een eerder vonnis waarbij óók al geoordeeld werd dat het relatiebeding was overtreden. Ik kan me goed voorstellen dat een rechter dan strenger vonnist, zeker bij een kort geding waarbij niet al te diep op de feiten ingegaan kan worden.

Ook moet je bij elk relatiebeding apart analyseren of het wel redelijk geformuleerd is en of deze specifieke connect een overtreding daarvan zal zijn. Een relatiebeding dat vijf bedrijven specifiek noemt, zal eerder redelijk zijn dan “verboden met enige relatie contact op te nemen”.

Wel zul je als ex-werknemer extra voorzichtig moeten zijn met het opnemen van relaties in je netwerk die eigenlijk van je werkgever zijn. Zeker als ze op zo’n expliciete lijst staan. Maar dat is niet LinkedIn-specifiek: dat mocht je ook al niet met de Rolodex met visitekaartjes tien jaar geleden.

Update het Hof Arnhem vindt ziet ook geen problemen in LinkedIn onder een concurrentiebeding/relatiebeding rekenen:

zal het hof de gedeeltelijke schorsing van het concurrentiebeding zo formuleren dat het [A] verboden is (blijft) zakelijk contact te onderhouden met klanten van Smeba. Daarbij maakt het niet uit van wie dat contact uitgaat en waarover het contact gaat, zodat ook het hebben van contact via een zakelijk netwerkmedium als LinkedIn onder dat verbod valt. Alleen contact dat zuiver in de privésfeer ligt valt niet onder het verbod.

Arnoud