Gebruik van mijn browser betekent akkoord met mijn gebruiksvoorwaarden

ie-aagree-ezelGebruik van mijn browser betekent akkoord met mijn gebruiksvoorwaarden, een idee van David Rosenthal, digitaal conservator uit Amerika. Hij vroeg zich af waarom al die sites wegkomen met “Gebruik van onze site betekent akkoord met onze voorwaarden” en of dat niet om te keren was. Dan stel jij voorwaarden aan gebruik van je browser, en dat is niet gek als je bedenkt dat die bedrijven echt dingen dóen met je browser in plaats van alleen passief een tekst en een plaatje op te sturen.

In de kern geen gek argument. Als bezoek van een website akkoord impliceert met voorwaarden waaraan alleen in lichtgrijze tekst onderaan wordt gerefereerd, dan zou je dat ook om kunnen keren. Bijvoorbeeld door in het HTTP verzoek een header op te nemen (“License:”) met een link naar jouw voorwaarden. Ja, dat is nauwelijks opvallend en op een gekke plek, maar niet minder gek dan zo’n lichtgrijze zin. En als de een bindend is, waarom de ander dan niet?

Als eigenaar van een computer heb je zeggenschap over wat daarop gebeurt. Dat weten we in Nederland uit het XS4All/Ab.Fab arrest: de intenetprovider mocht reclame weren van het directmailbedrijf op grond van haar eigendomsrecht op de mailservers. Als dat voor een bedrijf geldt, dan ook voor mij als consument. Eigendom is eigendom. En zeker als je de cookiewet erbij haalt – er mag niets op mijn pc komen zonder mijn toestemming, en waarom zou ik daar geen voorwaarden aan kunnen verbinden?

Persoonlijk geloof ik niet dat browsewraplicenties (want dat zijn dit) rechtsgeldig zijn, precies vanwege dit soort dingen die dan mogelijk worden. Het kan niet waar zijn dat het ophangen van een bordje of het neerzetten van voorwaarden an sich leidt tot gebondenheid daaraan. Er moet iets zijn van een handeling waardoor je aangeeft ermee gebonden te zijn. Enkel een link is niet genoeg, ook niet met een toverformule die een willekeurige handeling tot akkoord verklaart. Door deze blog te lezen, zegt u toe namens uw werkgever drie jaar lang exclusief met ICTRecht zaken te zullen doen, en garandeert u bevoegd te zijn deze toezegging te doen. Giechel.

Maar stel dat je zegt, zoals die sites doen is het wél rechtsgeldig want het is nu eenmaal maatschappelijk aanvaard dat voorwaarden via lichtgrijze zinnen worden aangereikt. Ben je er dan met Rosenthals tegenargument? Dat betwijfel ik dan nog steeds. Hij stopt de tegenvoorwaarden op een wel érg rare plek, in de HTTP headers. En het is bepaald nog niet maatschappelijk aanvaard dat er voorwaarden in headers staan.

Arnoud

Wat moet ik doen als mijn mediabureau failliet gaat?

gallery-website-templates.pngEen lezer vroeg me:

Ik heb een website laten bouwen bij een fullservice mediabureau. Zij hosten, doen vormgeving, hebben de domeinnaam geregistreerd en regelen gewoon alles. Erg prettig, maar nu zitten zij in zwaar weer en is er een bewindvoerder aangesteld. Daarmee gaat het allemaal een stuk minder vlot. Ik wil graag naar een ander, maar dat kan niet want ik krijg de content en de domeinnaam niet. Hoe los ik dat op?

Het uitbesteden van ontwikkeling of beheer van software, websites en dergelijke heeft veel praktische voordelen, maar een groot praktisch nadeel: je bent een stuk controle kwijt. En zeker in situaties zoals van de vraagsteller, bij faillissement of surseance, krijg je die niet eenvoudig terug.

Veel mensen denken dat je in deze situatie ‘gewoon’ je data en je domeinnaam opeist en daarmee naar een ander gaat. Dat doe je ook met je administratie als de boekhouder failliet gaat of met de inhoud van je opslagbox als de archieflocatie moet sluiten. Alleen, zo werkt het niet.

Data is niets, juridisch gezien. Ik noem het altijd gestolde dienstverlening. Het lijkt een ding, een zaak maar dat is het zeker niet. Het is een bijproduct van een dienst, en dergelijke bijproducten hebben geen status in de wet. Je kunt dus niet op grond van de wet ‘je’ website of ‘je’ content opeisen bij een dienstverlener die als dienst deze beheert, onderhoudt of ontwikkelt. Juridisch gezien kun je niet eens het woord ‘je’ gebruiken om die dingen mee aan te duiden – pardon, het zijn niet eens dingen.

De enige juridisch remedie is dat je contractueel afspreekt dat men je een kopie van de data in kwestie verschaft in bepaalde gevallen. Dat is dat gewoon een extra dienst (waar al of niet een extra vergoeding voor wordt gerekend) maar het nadeel is wel dat je nu afhankelijk bent van een correcte nakoming door de dienstverlener. In geval van faillissement nakoming afdwingen is een vrijwel kansloze zaak.

Ook hoor ik wel eens de insteek van opeisen op grond van auteursrecht of databankrecht. Dat kun je ook vergeten: het is geen inbreuk op auteursrecht of databankrecht om te weigeren toegang tot een kopie van het beschermde werk te verschaffen. “Geen toegang tot de gegevens” hebben is niet het soort schade waar deze intellectuele-eigendomswetten voor gemaakt zijn.

Voor mij is er maar één praktische oplossing: zorg dat je gewoon elke nacht een kopietje van ‘je’ data maakt en buiten de macht van de dienstverlener opslaat. Je kunt het zelf bewaren of dat een derde laten doen, maar dan staat het in ieder geval ergens bereikbaar. Oh, en zorg er voor dat de domeinnaam op jouw naam staat. Ik snap werkelijk niet waarom anno 2015 (of 2016) bedrijven nog een ander ‘hun’ domeinnaam laten registreren.

Arnoud

Mag een groepsblog met mijn artikelen worden verkocht?

Suske en Wiske en de Sinistere SiteEen lezer vroeg me:

Ik ben dichter en schrijf op een groepsblog dat is gegroeid tot een respectabele omvang. Nu kreeg de beheerder een aanbod van een uitgever om de gehele site te verkopen, en zij is daarop ingegaan. Wij krijgen echter geen cent, ondanks dat het werk door ons als gebruikers is geleverd. Zij zegt dat ze eigenaar is van alle gedichten omdat het haar site is. Maar hoe zit dat nu juridisch?

Er is een zeer hardnekkig misverstand dat zegt dat een website eigenaar kan zijn van content die gebruikers plaatsen omdat dat in de algemene voorwaarden, TOS, EULA (of hoe het maar heet) staat. Dat is onjuist. Tenzij je schriftelijk en met handtekening hebt gezegd “u wordt eigenaar” blijf je zelf eigenaar van alle content die je plaatst.

De auteurswet zegt dat de rechten toekomen aan de partij die een werk maakt, in dit geval aan de dichters dus. Door plaatsing op een site geef je de site een licentie, en die kan conform de voorwaarden behoorlijk uitgebreid zijn. Maar eigenaar blijf je, tenzij je dus een handtekening zet dat je afstand van je recht doet.

Dat recht kan zó uitgebreid zijn dat men het mag overdragen, of anderen licenties verlenen (sublicenties). Dat moet er wel expliciet staan, maar het is mogelijk dat op te eisen. Dan ben je dus weliswaar nog steeds eigenaar, maar de website kan anderen toestaan je gedicht te publiceren in een bundel, het op mokken af te drukken en ga zo maar door. Om die reden is het dus verstandig om de voorwaarden te lezen voordat je uitgebreid dingen gaat plaatsen op een site.

Ik zit nog te denken of dit wel redelijk is. De meeste mensen doen niet mee aan een site met de gedachte “dit wordt over een paar jaar keihard juridisch verkocht allemaal”. En dan kom je in een leuk uithoekje van het recht terecht: de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid (art. 6:248 BW). Meer specifiek:

Een overeenkomst heeft niet alleen de door partijen overeengekomen rechtsgevolgen, maar ook die welke, naar de aard van de overeenkomst, uit de wet, de gewoonte of de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeien.

Je zou dan kunnen zeggen, het is de gewoonte op internet dat je je content publiceert op die site en dat men geld verdient met toegangsgeld en/of advertenties. Maar iedereen begint te steigeren als die content ineens in boekvorm verkocht wordt of als de hele site voor $veel verkocht wordt zonder iets aan de auteurs te geven, dus dát is kennelijk in strijd met de gewoonte. Dat doe je niet, dat hoort niet. Of, anders gezegd: dat is onredelijk.

En het leuke is dan, als het inderdaad onredelijk is dat mensen dat doen, dan mág het dus niet. Dan kan het wel in het contract staan, maar dan is die bepaling in strijd met de redelijkheid. Die bepaling moet je minder breed lezen, er is weliswaar een recht bedongen tot commerciële exploitatie maar dat gaat niet verder dan advertenties en premiumabonnementen.

Wat vinden jullie? Is die gewoonte er, of is het doodnormaal dat de website-eigenaar binnenloopt op content van zijn gebruikers en moet je daar maar tijdig op bedacht zijn?

Arnoud

Gebruik van AdBlock Plus (weer) legaal verklaard in Duitsland

adblockplus.jpgAdBlock Plus is legaal verklaard in Duitsland, las ik bij Business Insider. Zij wonnen een rechtszaak aangespannen door website-uitgevers die stelden dat ABP misbruik maakte van haar machtspositie en bovendien auteursrechten schond door ongeautoriseerd webpagina’s aan te passen. Dit is de tweede overwinning in korte tijd voor de advertentiefilterdienst.

Het blokkeren van advertenties bij websites is een populair fenomeen. Er zijn legitieme redenen – advertenties kunnen besmet zijn met virussen of gewoon heel erg irritant zijn – maar als je advertenties blokkeert, kan de website-exploitant geen cent meer aan je verdienen. En dat is natuurlijk niet de bedoeling als je een commerciële website runt.

AdBlock Plus is de bekendste advertentieblokkeerder, met bovendien een opmerkelijke feature: tegen betaling kun je als adverteerder uitgezonderd worden van de zwarte lijst die men hanteert, zodat je standaard nog wél getoond wordt bij advertentieblokkerende bezoekers. (Je kunt ook deze gewittelijste adverteerders blokkeren maar dat moet je dan handmatig zelf doen.) En dat voelt dan een beetje, eh, dubieus: betalen of buiten beeld blijven.

ProSiebenSat.1 en RTL interactive hadden in hun rechtszaak de pijlen gericht op deze specifieke optie. AdBlock Plus is de grootste blokker wereldwijd, dus hier wordt misbruik gemaakt van een economische machtspositie om hardwerkende adverteerders geld uit de zakken te kloppen om niet geblokkeerd te worden. Bovendien pas je zo andermans webpagina aan, en dat is een vorm van auteursrechtschending.

Nee, zegt de Duitse rechter nu. ABP is weliswaar een grote naam, maar er is niet bewezen dat ze zó dominant is in de markt (welke markt, eigenlijk) dat je juridisch van een machtspositie kunt spreken. Dan moeten mensen eigenlijk niet meer om je heen kunnen. Dat is bij Chrome of Firefox wel te verdedigen: wie daar geen rekening mee houdt, is best wel zakelijk onverstandig. Maar deze advertentieblokker is echt niet zó machtig.

Ook auteursrechtinbreuk is dit niet te noemen: ABP past niet zelf de webpagina’s aan, dat doen de gebruikers. En je mag voor je eigen gebruik een (al dan niet gewijzigde) kopie maken van iemands werk.

Een logische uitspraak. Het voelde ook wat prematuur om nu al actie te ondernemen tegen ABP, want voor mijn gevoel is het echt een relatief onbekende techniek bij de gemiddelde internetter. En pas als zeg maar iedereen het kent, zou ik het een machtspositie willen toeschrijven. Tegelijkertijd: als iedereen het kent, dan is het ook normáál en dan er nog wat tegen doen is buitengewoon complex en tijdrovend (kuch TPB kuch). Dus wanneer moet je dan wél in willen grijpen als benadeeld bedrijf?

Arnoud

Nee, netneutraliteit geldt niet voor websites (maar zou dat moeten?)

marketingfacts-netneutraal-dmsaIn het DMSA-model is de toegang tot de mobiele versie van de website exclusief voorbehouden aan de gebruikers van merken mobiele telefoons en tablets die daarvoor een overeenkomst hebben afgesloten met Marketingfacts, meldde Marketingfacts vorige week. Het bleek een stunt vanwege hun vernieuwde site, maar het riep bij veel mensen wel vragen op over netneutraliteit. Want eh, waarom mag UPC niet de toegang tot Netflix beperken maar zou Marketingfacts wél bezoeken mogen beperken?

Formeel is er weinig tegenin te brengen als een website bezoekers weigert op basis van gebruikte apparatuur. De regels over netneutraliteit gelden namelijk alleen voor partijen die “internettoegangsdiensten” leveren (art. 7.4a Telecomwet) en een website is per definitie geen “internettoegangsdienst”. En een regel als deze analoog inroepen kan eigenlijk niet: er staan boetes op het overtreden van deze regel, en dan wordt de wet strikt uitgelegd, oftewel alleen als je er letterlijk onder valt dan moet je doen wat er staat. Rechtszekerheid.

Meer algemeen bepaalde de Hoge Raad in het Ab.fab arrest alweer enige tijd geleden dat de eigenaar van een server bepaalt wie daar toegang toe krijgt en onder welke voorwaarden. Als XS4All een spammer mag weren, en Elsevier linkschmensen, waarom Marketingfacts dan niet een iPhonegebruiker?

Het achterliggende idee is dat er vrije concurrentie is: als M! zo dom is om alleen gebruikers van bepaalde apparaten toegang te verlenen, dan zitten de lezers zo bij de concurrent en dus lost het probleem zich vanzelf op. Maar ja, dat dachten we bij internettoegang ook en daar blijkt het niet echt te werken. Bovendien, ís er wel concurrentie? Kun je zeggen dat bijvoorbeeld Frankwatching een concurrent voor Marketingfacts is, en gaan Nu.nl-lezers zo naar de Volkskrant of Telegraaf als hun laptop buiten de gesponsorde deal valt?

De wet aanpassen is op zich eenvoudig: “Dit artikel geldt ook voor dienstverleners van de informatiemaatschappij” in art. 7.4a Telecomwet, en niemand mag meer bezoekers weigeren behalve als ze overlast veroorzaken of spammen, of als congestie of een gerechtelijk bevel dit vereisen. Dat zou de DMSA-deal onmogelijk maken. Maar eh, gaat dat niet érg ver, iedereen op je site moeten laten?

Arnoud

In welke landen ben je aansprakelijk voor je website?

wij-stellen-ons-niet-aansprakelijk.jpgAls een website in een bepaald land op te roepen is, en daar is een inbreuk op auteursrecht (oid) te zien, dan is de rechter van dat land daarvoor bevoegd. Ook als die website niets te maken had met dat land, bijvoorbeeld omdat de domeinnaam een extensie van een ander land heeft. Wel is de schade dan beperkt tot hetgeen er in dat land is aangericht. Dat bepaalde het Hof van Justitie (via) eind januari. Oftewel: káp nou eens met “ik val onder Duits recht want ik heb een .de domein”.

In deze rechtszaak had een organisatie foto’s van een fotograaf met toestemming gebruikt, maar zonder toestemming op hun website gezet. De fotograaf stapte in Oostenrijk naar de rechter, en het bedrijf betwistte dat die bevoegd was omdat zij nu eenmaal in Duitsland was gevestigd en de website een .de extensie had. De rechtbank zette daarop haar juridische hulplijn in en vroeg het Hof van Justitie hoe dat nu zit: wanneer val je met je website onder het recht van een land als je via die website een onrechtmatige daad pleegt?

Nu is dit in het recht niet een heel nieuwe vraag. Het is al langer mogelijk om in land A iets te doen waar ze in land B last van hebben. Denk aan het exporteren van een krant met iets smadelijks, of het lozen van dingen in een rivier. Er zijn dan twee regels: 1) waar de veroorzaker gevestigd is, 2) waar de schade zich voordoet. Bij regel 2 geldt wel de beperking dat je dan alleen de schade mag vorderen die in dát land is voorgevallen. Volg je regel 1, dan mag je in dat land álle schade proberen vergoed te krijgen.

In deze zaak hielp regel 1 niet: de organisatie was immers in Duitsland gevestigd. Maar regel 2 vertaald naar internet gaat wél op:

In omstandigheden als die van het hoofgeding dient dus te worden aangenomen dat het intreden van de schade en/of het risico dat dit gebeurt, voortvloeien uit het feit dat in de lidstaat van de aangezochte rechter via de website van [de organisatie] toegang kon worden verkregen tot de foto’s die het voorwerp uitmaken van de rechten waarop [de fotograaf] zich beroept.

Ja, dat is wel gek: iedere website is in principe op te roepen in elk land. Die redenering kennen wij ook: menig Nederlands vonnis begint ergens met de formaliteit dat de website via internet op te roepen is vanuit Utrecht, Den Haag of Amsterdam en dat daarom de rechtbank Midden-Nederland (voorheen Utrecht), Den Haag of Amsterdam bevoegd is. Het deed me altijd wat flauw aan, maar ja als het Hof van Justitie het zegt dan valt het niet meer te ontkennen.

Dat de website wordt geëxploiteerd onder een Duits topleveldomein en niet op Oostenrijk gericht is, doet niet ter zake. Het gaat er echt alléén om dat je de website kunt benaderen vanuit Oostenrijk, en zodra dat het geval is mag de Oostenrijkse rechter zeggen hoe veel schade er in Oostenrijk geleden is. Deze regel is dus losser dan de regels bij de vraag op welk land een site zich richt bij elektronische handel en reclame. Daar moet je echt actief iets doen gericht op dat land, bijvoorbeeld in die taal adverteren, betaalmiddelen uit dat land accepteren of reclame maken op de radio aldaar.

Ik snap de redenering maar ik maak me er wel zorgen om. Het riekt heel erg naar de mogelijkheid van forumshoppen: zoek een land waar de wet of jurisprudentie je gunstig gestemd is, dien daar je rechtszaak in en hoop dat ze niet ál te moeilijk doen over je schadeclaim.

Arnoud

Website klant op slot? Alleen met expliciet beding daarover!

gallery-website-templates.pngWie een website bouwt voor een klant, mag niet op grond van zijn auteursrecht eisen dat deze offline gaat tot de facturen zijn betaald. Dat vonniste de rechtbank Amsterdam vorige week. Een lastige uitspraak voor de praktijk want wat is er nu logischer dan met intrekking van een gegeven recht dreigen wanneer je je geld niet krijgt?

In deze zaak had een mediabureau een website ontworpen voor een opslagbedrijf. Het mediabureau had de auteursrechten behouden op de site, een veel voorkomende praktijk. En in dit geval gaf ze dat een stok om mee te dreigen: er stonden nog facturen open en als die niet snel werden betaald, zou de site op zwart gaan. De rechtbank bepaalt dat het mediabureau inderdaad de auteursrechten heeft. ook al heeft het opslagbedrijf teksten en afbeeldingen aangeleverd en het website-thema gekozen (kennelijk uit een set standaardthemes), uiteindelijk lagen de creatieve keuzes bij het mediabureau.

De website is door het mediabureau live gezet, ook al stonden er nog facturen open. Mocht men nu de aldus gegeven impliciete licentie (gebruiksrecht) tijdelijk intrekken? Nee, want daar staat niets over in het contract. De rechtbank maakt een analogie met het eigendomsvoorbehoud: als je een fysiek product verkoopt maar je wilt het kunnen terughalen bij wanbetaling, dan moet je de eigendom expliciet voorbehouden (art. 3:92 BW). En dat moet dus ook bij het opschorten van een gebruiksrecht of intrekken van een licentie wegens wanbetaling.

Wel woog mee dat een aantal facturen al wél waren betaald. Mogelijk dus dat de rechter de maatregel niet proportioneel vond gezien het resterende bedrag en daarom eiste dat de botte bijl expliciet in het contract had moeten staan. Als de wederpartij niets had betaald, had dit wellicht anders uitgepakt. Ook speelde mee dat de vordering betwist werd. Het voelt dan unfair (“misbruik van recht”) om je gelijk af te dwingen.

Zelf adviseer ik altijd om getrapte maatregelen door te voeren, bijvoorbeeld eerst de beheersaccounts beperken zodat de klanten nog wél bestellingen kunnen plaatsen en je bij bestellingdata kan, maar er geen nieuwe producten meer in de webshop kunnen. Als volgende stap gaat dan de database op alleen-lezen zodat er niets verloren gaat maar nieuwe klanten krijgen een storing. En daarna gaat de site voor klanten op zwart maar kan men nog wel bij de backend zodat noodgevallen nog afgehandeld kunnen worden maar de dienstverlening er verder toch aardig onder piept en kraakt. Of juist alleen de backend op zwart zodat de klant het niet merkt maar je wel een prikkel hebt om het snel op te lossen. Wellicht dat een dergelijke getrapte maatregel hier ook beter had gewerkt?

Arnoud

De leesbare versus de juridisch bindende algemene voorwaarden maken

pen-contract-ondertekenen-algemene-voorwaardenEen lezer vroeg me:

Je ziet soms websites die hun algemene voorwaarden in een ‘leesbare’ en ‘juridische’ versie hebben. Die laatste is dan uiteraard bindend, maar wat is dan nog de waarde van de leesbare versie?

Algemene voorwaarden zijn, zoals de wet dat omschrijft, “opgesteld teneinde in een aantal overeenkomsten te worden opgenomen”. Zeg maar juridische #include-files. Het idee is dat je dan niet elke keer hoeft te onderhandelen over ondergeschikte punten zoals wie het bezorgrisico draagt of wat de betalingstermijn is.

Meestal héb je niet eens onderhandelingsruimte bij algemene voorwaarden. Zeker bij internetdiensten, daar dien je braaf een vinkje te zetten en verder niet te veel te zeuren over rare voorwaarden. Ze kunnen toch op ieder moment wijzigen. Lekker puh.

Oké dat was een tikje cynisch. Steeds meer bedrijven zien in dat al te eenzijdige en cryptisch-juridisch opgestelde voorwaarden niet handig zijn, en proberen ze dus leesbaar te krijgen. Een manier daarvoor is een ‘vertaling’ naar normaal Nederlands er boven zetten, met dan de opmerking dat deze vertaling niet bindend is. Creative Commons is denk ik de bekendste exponent van deze trend: zij bieden een “voor mensen leesbare”, een “voor juristen leesbare” en een “voor computers leesbare” versie van al hun vrije-inhoudslicenties aan.

Ik vind het een heel goed idee om juridisch bindende teksten voor gewone mensen leesbaar te maken, maar juist weer erg slecht om die leesbare teksten dan als niet bindend te verklaren. Je doet echt iets verkeerd als je doelgroep je juridische tekst niet kan lezen. En een “dit betekent het, maar misschien ook niet, succes met alsnog de juridische tekst ontrafelen” is dan echt een zwaktebod.

In Nederland is er trouwens al een soort van wettelijke plicht om je algemene voorwaarden leesbaar te houden. De wet eist namelijk (art. 6:238 sub 2 BW) bij een overeenkomst tussen bedrijf en consument dat:

… de bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn opgesteld. Bij twijfel over de betekenis van een beding, prevaleert de voor de wederpartij gunstigste uitleg.

Het enige probleem hiermee is dat een rechter ook een jurist is, en die zal dus (vrees ik) eerder denken dat een beding duidelijk is dan de gemiddelde internetdienstafnemende consument.

Ik raak er steeds meer van overtuigd dat we een Wet op de cloud moeten krijgen, met daarin onder meer een hoofdstuk met standaardvoorwaarden voor webdiensten. Een wettelijke default EULA of TOS zeg maar, zodat niet iedereen opnieuw zelf het wiel hoeft uit te vinden.

Arnoud

Hoe bewijs je dat een webpagina bestond op een bepaald moment?

Dat kan geen toeval zijn: gisteren kreeg ik drie keer (in iets verschillende bewoordingen, dat wel) de volgende vraag:

Wat moet je eigenlijk doen om de inhoud van een webpagina op een bepaald moment rechtsgeldig vast te leggen i.v.m. schadeclaims e.d.? Een “Akte van Inhoud” laten opmaken door een notaris, of op een andere manier ergens deponeren waardoor een rechter dit als feit kan hanteren, ook al is de pagina nadien veranderd?

In Nederland gelden geen formele regels voor bewijs: alles dat je kunt aandragen om je standpunt te onderbouwen, is welkom. Het verhaal “dit is onrechtmatig verkregen want” zal je weinig helpen. Hooguit kun je er een rechter achterdochtiger mee maken over de échtheid van het bewijs. Maar als partijen geen punt maken van die echtheid dan mag de rechter er gewoon op afgaan. Ook bij iets triviaals als een MSN-chatlog.

Als mensen wél gaan betwisten dat iets de waarheid is, dan wordt het lastig. Want hoe bewijs je dat een website echt wél online was met bepaalde inhoud op een bepaald moment. Ik herinner me een vonnis (helaas het LJN vergeten) waarin een webwinkel de bewijsopdracht kreeg aan te tonen dat haar bestelprocedure zoals gehanteerd bij de procederende klant anderhalf jaar geleden een aanvinkvakje voor de algemene voorwaarden bevatte. Nou, succes. Wie heeft er überhaupt screenprints of een filmpje van zijn bestelprocedure?

In de andere zaak werd de gedaagde verplicht om iedere verwijzing naar het merk van de eiser van zijn site te verwijderen. Na de deadline waren er in Google nog zoekresultaten zichtbaar met de merknaam in de URL, dus dat gaf een executiegeschil. Daarbij werden screenprints overlegd, maar die waren onvoldoende als bewijs:

Allereerst geldt dat op grond van de schermafbeelding niet is vast te stellen of de getoonde URL daadwerkelijk toegang gaf tot de website van het ’t Stokertje, die volgens het oordeel van de rechtbank in haar bodemvonnis inbreuk maakte op de merkrechten van Smeedatelier De Jong.

Het was dan ook een screenprint van de Google zoekresultaten. Ja, mijn eerste gedachte was ook, wtf, waarom niet een screenprint van de pagina zelf. Mogelijk dat het idee was dat Google-zoekresultaten er officiëler uitzien, of mogelijk was de site zelf onbereikbaar en was dit de enige optie.

En in een zaak uit 2012 stond ter discussie wie de ontwerper was van een set lampen. Daar had de eisende partij een mooie oplossing voor: registratie bij de Belastingdienst (wat niet meer kan tegenwoordig). Maar

de door [appellante A.] overgelegde registraties bewijzen niets meer dan dat [appellante A.] in 2008 en 2010 foto’s bij de Belastingdienst heeft gedeponeerd.

Dat is juist maar wel érg formeel: wie als eerste een registratiedatum kan laten zien, mag toch gevoeglijk worden vermoed de maker te zijn. Wat pijnlijker was dat de registratie door een Commanditaire Vennootschap was gedaan en niet door [appelante A].

Ook had zij screenprints uit Windows Photo Viewer en uit Windows Picture and Fax Viewer overlegd, waarbij per foto tevens de eigenschappen zichtbaar waren, zoals de aanmaak-, bewerkings- en toegangsdatum. Deze screenshots bewijzen niet dat het [appellante A.] was die de lampen had ontworpen. Het Hof komt met diverse scenario’s:

– de screenshots kunnen afkomstig zijn van een andere computer dan die van [appellante A.];
– de ontwerpenkunnen door een ander vervaardigd zijn op [appellante A.]s computer;
– de afbeeldingen kunnen afkomstig zijn van bestanden welke elders, op een andere computer of door iemand anders, zijn vervaardigd en vervolgens op deze computer zijn gezet en al dan niet (op al dan niet onderge-schikte onderdelen) zijn aangepast,
– ongeacht wie de op de screenshots zichtbare ontwerpen heeft “vervaardigd” kan het ook gaan om het resultaat van een poging om lampen welke degene die achter de computer zat elders had gezienna te maken;
– de datum op de computer kan zijn gemanipuleerd.

Daarvan zeggen ze meteen, we wéten niet of dat is gebeurd maar deze mogelijkheden geven zo veel twijfel dat we er geen overtuigend bewijs in zien. Wederom, wat erg formeel. Maar in deze context wel kloppend: de gedaagde hád er een punt van gemaakt dat niet vaststaat dat de eiser de maker/rechthebbende was. En dan is een screenshot inderdaad wat weinig.

Hoe dan wel? Allereerst lijkt me een objectieve datumbron van belang. Dus niet een screenshot vanaf je eigen PC, maar een i-depot, een akte door de notaris of proces-verbaal van constatering door de deurwaarder. Dan staat in ieder geval vast wáár het om gaat en wannéér. Maar bij al deze diensten geldt dat ze geen verificatie doen, geen verificatie kúnnen doen van het werkelijke makerschap. Ik kan een ontwerp stelen en de deurwaarder laten constateren dat het in mijn bezit is of op mijn website staat. Zolang de bestolene niet hardop piept, zou ik dan kunnen claimen maker te izjn.

Bij bewijs over wat de inhoud van een site was (zoals die merkinbreukzaak hierboven of bij zeg smaad) zou zo’n proces-verbaal wél kunnen helpen. De deurwaarder gaat dan zelf naar de site, leest wat er staat en zet dat in zijn proces-verbaal (al dan niet met screenshot). Dan staat vast dat die tekst online stond toen de deurwaarder ging kijken. Een i-depot lijkt een goedkoop alternatief, maar je kunt een webpagina natuurlijk snel even bewerken voor je ‘m i-deponeert dus dat zou iets minder bewijskracht geven.

Algemeen denk ik dat er geen keiharde oplossing is voor het probleem. Hebben jullie suggesties?

Arnoud

Wanneer ben ik als websitebouwer aansprakelijk voor content?

pasfoto-lijstje-kader-polaroid.jpgEen lezer vroeg me:

Ik heb als freelance websitebouwer een site gebouwd voor een klant, met voetbalnieuws en een forum. Nu heb ik ze meerdere malen gevraagd hoe het zit met auteursrechten op wat ze me aanleverden, en het antwoord was altijd “maak je niet druk, je kunt dit gewoon gebruiken”. En je raadt het al: vorige week kregen ze een claim van een sportfotograaf wegens auteursrechtschending. Nu willen ze dat op mij verhalen, want ik heb die foto in het design verwerkt. Kan dat zomaar?

Dat lijkt me een kansloze claim als ze zelf het materiaal hebben aangeleverd.

Hoofdregel is dat degene die iets publiceert op internet, aansprakelijk is bij eventuele rechtenschendingen. Dat is hier dus de klant, want het is zijn site. Het maakt niet uit wie de site ontworpen heeft en hoe actief de klant bij dat ontwerpen betrokken was: het is zijn site dus zijn aansprakelijkheid.

Bij materiaal geplaatst door gebruikers kan hij wellicht de aansprakelijkheid afwijzen met een beroep op de vrijstelling voor dienstverleners, maar een automatisme is dat niet.

Heeft je ontwerper de foto aangeleverd, dan kun je als uitgever van de site de claim verhalen op de ontwerper. Het was immers uiteindelijk zijn fout dan. ‘Verhalen’ is niet hetzelfde als de fotograaf doorsturen naar de ontwerper; het is en blijft jouw site dus jouw aansprakelijkheid. Alleen wanneer je contractueel een vrijwaring hebt afgesproken, kun je de ontwerper met de rechtszaak opzadelen.

Hier heeft echter de opdrachtgever zélf de foto aangeleverd, en daar nota bene nog bij gezegd ook “dit kun je gebruiken”. Duidelijker dan dat kun je het niet krijgen: daar is die ontwerper niet voor aansprakelijk te stellen. Hooguit als er specifieke dingen waren gezegd, zoals “deze foto mag met naamsvermelding fotograaf opgenomen in galerij 3” en dat de foto dan ineens als achtergrond op de gehele site opduikt zonder naamsvermelding.

Een lastige blijft de situatie waarin de opdrachtgever foto’s aanlevert zonder iets te zeggen over rechten. Moet je dan gaan navragen als ontwerper, of mag je er stilzwijgend vanuit gaan dat hij de rechten geregeld zal hebben? Bij sommige onderwerpen (zoals sport of celebrities) wéét je dat daar regelmatig foto’s worden gebruikt zonder licentie. Maar moet je dan navraag doen bij je klant?

Arnoud