Adwords en beschrijvende merken in hoger beroep

De term “cruise travel” is beschrijvend voor de dienst “cruisereizen”, dus het bedrijf Cruise Travel kan niet verbieden dat anderen Adwords-advertenties kopen op die term als ze hun cruisereizen willen promoten. Ook niet op grond van haar beeldmerk waar dat woord in staat. Dat oordeelde het Gerechtshof Amsterdam gisteren in het hoger beroep van de Cruise Travel/Cruise Factory-zaak waar ik over berichtte halverwege 2009. (En ja ik was adviseur van Cruise Factory.)

In eerste instantie wilde de rechter geen uitspraak doen over de vraag of het merk “Cruise Travel” met gestileerde meeuw wel geldig was voor de woorden “Cruise Travel”. Zelfs als dat zo zou zijn, dan nog kon Cruise Travel niet verbieden dat Cruise Factory adverteerde op de term “cruise travel”. Die term was immers gebruikelijk in de branche om cruisereizen mee aan te duiden. De bestemming of kenmerken van een product mag je altijd aanduiden, ook als je daarbij de merknaam van een concurrent nodig hebt.

Het Hof is strenger: de term “cruise travel” is gewoon beschrijvend, en de merkhouder kan per definitie dus niets doen tegen advertenties op die beschrijvende term.

Cruise Factory heeft aangevoerd dat het gebruik van het tekstuele elementen van het (beeld)merk van Cruise Travel geen merkinbreuk koplevert omdat de woorden ‘cruise’ en ’travel’ (ook in combinatie) beschrijvend zijn voor de diensten waarop het merk betrekking heeft en in de reiswereld ook veel gebruikt worden. Dit verweer slaagt. Evenals de losse woorden ‘cruise’ en ’travel’ moet ook de (aaneengeschreven) combinatie daarvan als beschrijvend worden aangemerkt voor de diensten die door Cruise Travel onder het reeds genoemde beeldmerk worden aangeboden (Reizen met cruiseschepen, of, zoals Cruise Travel het zelf omschrijvt – vgl. inleidende dagvaarding onder 1 en 11 – “cruise reizen”).

Daarmee hoeft het Hof niet verder te kijken naar de vraag of hier sprake is van aanduiden van bestemming of kenmerken van de diensten van Cruise Factory. Een beetje jammer want nu weten we nog niet of dat een geldig verweer kan zijn bij Adwords.

Cruise Travel had ook gesteld dat inbreuk werd gepleegd op haar handelsnaam. Op zich kan dat, ook bij een beschrijvende handelsnaam. Maar hier niet, want Cruise Factory had overal duidelijk gemaakt dat zij als bedrijf naar buiten treedt onder de naam Cruise Factory en niet Cruise Travel. Dit sluit aan bij de Google/Farm Date-zaak waar een vergelijkbaar argument werd gevoerd.

Een advertentie kopen op andermans handelsnaam is op zichzelf nog geen handelsnaaminbreuk:

Dat als gevolg van het intypen van het woord ‘cruise’ gevolgd door ’travel’ op de desbetreffende internetpagina(s) een advertentie verschijnt van Cruise Factory is niet reeds aan te merken als handelsnaamgebruik: voldoende duidelijk is immers dat de zoekwoorden niet aan een onderneming doch aan de aard van de door Cruise Factory aangeboden diensten refereren.

Pas als CF op de landingpagina groot de term “Cruise Travel” zou hebben gebruikt, zou dat wellicht anders kunnen uitvallen. (Iets waar Welkom bij merknaam-sites dus de fout mee ingaan.)

Arnoud

Adverteren bij Google voor tweedehands merkproducten mag

portakabin-primakabin-adwords.pngAdverteren bij Google voor tweedehands merkproducten mag, zolang je advertentie maar duidelijk is over jouw relatie tot de merkhouder. Dat blijkt uit het Europese arrest C-558/08 in de Portakabin/Primakabin-zaak (via) waarover onze eigen Hoge Raad vragen had gesteld. Het Hof van Justitie komt nu met nadere regels over wanneer de uitzonderingen op het merkrecht opgaan bij advertenties gekoppeld aan de merknaam als zoekwoord.

Na het onlangs gewezen arrest Google/Vuitton doet het Europese Hof nu ook uitspraak over de Portakabin/Primakabin-zaak. Hier stonden de advertenties van het bedrijf Primakabin centraal. Zij adverteerde voor “gebruikte portakabins”, wat na een sommatie van Portakabin veranderd werd in “gebruikte Portakabin units”. Tot aan de Hoge Raad werd doorgeprocedeerd of dit wel mocht, en die verwees de zaak door naar het Europese Hof omdat merkenrecht nu eenmaal Europees geregeld is.

Het Europese merkrecht kent grofweg twee redenen om een merk te gebruiken: om te verwijzen naar de soort, kwaliteit, bestemming etcetera van het eigen product en om te adverteren met een legitiem op de markt gebracht product. Bij ‘soort, bestemming etcetera’ moet je denken aan een vermelding “Past in de Philips THX1138 stofzuiger”.

In het arrest wordt de regel bevestigd uit het Google/Vuitton-arrest: advertenties met merknamen erin (of gekoppeld aan merknamen) zijn gewoon keihard merkinbreuk als “de normaal geïnformeerde en redelijk oplettende internetgebruiker” niet meer kan zien of er een band is tussen de adverteerder en de merkhouder.

Daarna besluit het Hof dat die verwijzings-uitzondering in principe niet kan opgaan bij advertenties bij zoekmachines. Er is normaal geen reden om te verwijzen naar andermans product – tenzij je dus stofzuigerzakken voor de Philips THX1138 stofzuiger wilt verkopen. De rechter moet dit van geval tot geval onderzoeken, maar moet daarbij voorop stellen dat het gebruik niet toegestaan.

Een verkoper kan wél adverteren met merknamen als hij gewoon legaal verkregen merkproducten wil doorverkopen. Dit is al decennia vaste rechtspraak: het merkrecht is ‘uitgeput’ wanneer de merkhouder zelf het product in Europa op de markt brengt. Anderen mogen dat dan doorverkopen, en mogen ook reclame maken met de merknaam in hun advertenties over dat doorverkopen. (Je zou zeggen dat dat logisch is maar er is vele malen tot aan dit Europese Hof over geprocedeerd, want volgens merkhouders is tweedehands doorverkoop toch wel een schandalig stukje piraterij en merkmisbruik.)

Als je die vaste rechtspraak doortrekt naar advertenties, dan wordt de hoofdregel

dat de houder van een merk een adverteerder niet kan verbieden om, op basis van een zoekwoord dat gelijk is aan of overeenstemt met dat merk en dat deze adverteerder zonder toestemming van die houder heeft geselecteerd in het kader van een zoekmachineadvertentiedienst op internet, reclame te maken voor de wederverkoop van tweedehands waren die oorspronkelijk door de merkhouder of met zijn toestemming onder dit merk in de EER in de handel zijn gebracht

Natuurlijk zijn daar uitzonderingen op. Als de merkhouder een “gegronde reden” heeft, dan mag hij nog steeds bezwaar maken.

Het Hof noemt een aantal voorbeelden van wanneer er zo’n gegronde reden is:

  • als de advertentie de reputatie van het merk ernstig schaadt;
  • als de adverteerder de indruk wekt dat er een economische band bestaat tussen hem en de merkhouder, bijvoorbeeld door te suggereren dat hij tot het distributienet van de merkhouder behoort (geautoriseerd dealer is);
  • als de adverteerder de merkproducten van hun merkaanduiding ontdoet (“debranding”) en er zijn eigen merkje opplakt.

Daar staat tegenover dat er níet meteen al sprake is van een gegronde reden als

  • je de merknaam combineert met het woord “gebruikt” of “tweedehands”
  • <li>de reclame jouw imago versterkt ("sjonge, hij verkoopt Dior, nou dan zal het wel een goeie zijn")</li>
    
    <li>je ook andere (tweedehands of nieuwe) producten verkoopt, tenzij die andere producten "het imago dat de houder voor zijn merk heeft weten te creëren" ernstig zou kunnen schaden (dus geen Dior parfum tussen de vuilniszakken)</li>
    

Ik zou dus zeggen dat hieruit volgt dat je mag adverteren met merkproducten die je tweedehands verkoopt, als

  1. je die producten legaal in Europa ingekocht hebt,
  2. je er netjes bij meldt dat ze tweedehands of gebruikt zijn als dat zo is,
  3. je je eigen bedrijfsnaam noemt in de advertentie,
  4. geen bijdehante of dubbelzinnige opmerkingen opneemt die suggereren dat je toestemming hebt van de merkhouder, en
  5. je de merknamen en logo’s op het product niet gaat overplakken.

In het kader van de giecheltoets: “wettelijk geautoriseerd dealer” noemen en dan zeggen “van de wet ben ik geautoriseerd om te dealen in tweedehands producten” mag dus niet.

Heel verrassend is dit arrest niet, maar het is goed om het zo op een rijtje te hebben staan want zoals gezegd willen merkhouders nog wel eens over de rooie gaan omdat iemand hun merkproducten durft door te verkopen en dat nog waagt te adverteren ook.

Arnoud

De Google cache legen, moet dat?

Wie iets op zijn website zet dat door de rechter verboden wordt (bijvoorbeeld smaad, privacyschending of auteursrechteninbreuk), moet dat verwijderen. Logisch. Maar naast verwijderen van je eigen site kun je ook veroordeeld worden om het artikel van andere plekken op internet te laten verwijderen. De bekendste plek is de Google cache, waar tot enkele maanden na verwijdering van het origineel vaak nog een kopie te vinden is. Hoe ver kan zo’n veroordeling gaan?

In mei werden twee mensen veroordeeld wegens publicatie van een aantal onrechtmatige artikelen over vermeend seksueel misbruik van hun kind door de vader. Zij kregen daarbij de opdracht de artikelen

te verwijderen en verwijderd te houden, in zoverre dat deze artikelen op geen enkele wijze meer via welke zoekopdracht dan ook op het internet zijn terug te vinden

Een dikke maand later stond men er weer over de vraag wat dat nu betekent voor de Google cache. De gedaagde had netjes brieven gestuurd naar allerlei websites, en die hadden het artikel keurig verwijderd. Ook Google kreeg zo’n brief, maar had daar kennelijk niets mee gedaan. Was daarmee het vonnis genegeerd? (met dank aan Margriet Koedooder)

De kortgedingrechter is zelf even gaan kijken(!) bij Google en ontdekte dat deze een speciale procedure voor verwijderen van URLs uit de index en cache heeft. Die speciale procedure is in gewonemensentaal uitgelegd en gemakkelijk te vinden vanaf de Google homepage. Daarom had de gedaagde deze procedure moeten volgen, aldus de rechter.

De rechter interpreteert de hierboven aangehaalde opdracht als een “zware inspanningsplicht”: je bent niet letterlijk verplicht het overal gewist te krijgen (dat kan niet) maar je moet wel laten zien dat je alles hebt gedaan dat redelijkerwijs mogelijk was om het weg te krijgen. En zo’n plicht geldt ook voor leken:

Als [gedaagden] van mening zijn dat zij onvoldoende kennis van internet hadden om er zeker van te zijn dat zij aan het vonnis voldeden had het op hun weg gelegen zich daarover te laten voorlichten of daar nadere informatie over in te winnen. Niet is gesteld of gebleken dat zij dit (tijdig) hebben gedaan of dat zij naar dergelijke informatie hebben gezocht.

Mede daarom oordeelde de rechter dat er te weinig is gedaan om aan het vonnis gehoor te geven, zodat een dwangsom van 22.500 euro betaald moest worden.

Mooi. Een rechter met clue.

Update (5 november 2012) een Gerechtshof met clue bepaalt dat een vordering tot Google-schoonmaken alleen kan als daarom is gevraagd. Een verbod iets te zeggen impliceert niet een gebod tot weghalen wat reeds gezegd is.

Arnoud

Merkinbreuk door AdWords: adverteerders wel, Google niet

Daar zijn we dan: het langverwachte Adwords-arrest, meldt Boek9.nl. Naar aanleiding van een Franse rechtszaak heeft het Europese Hof van Justitie nu eindelijk uitsluitsel gegeven in haar arrest C-236/08 tot en met C-238/08. Kort gezegd: Google pleegt geen merkinbreuk als mensen adverteren op merknamen, maar moet wel ingrijpen als de merkhouder een klacht indient over een inbreukmakende advertentie. Adverteerders zijn zelf wel aansprakelijk voor merkinbreuk bij de advertenties die ze opgeven.

Centraal stond hier de vraag of je Adwords mag kopen op merknamen als je daarmee concurrerende producten wilt aanprijzen, en in het bijzonder als je daarmee “authentieke namaak” wilt verkopen.

Hoofdregel is volgens het Hof dat je wel degelijk een merknaam gebruikt in de zin van het merkenrecht als je advertenties laat verschijnen bij zoekresultaten (SERPs) waarbij de merknaam als zoekopdracht is opgegeven. Dat geldt echter alleen voor de adverteerder zelf, en niet voor Google.

Het feit dat iemand zorgt voor de technische voorzieningen die nodig zijn voor het gebruik van een teken, en daarvoor wordt vergoed, betekent immers niet dat degene die deze dienst verleent, zelf het teken gebruikt.

Dat is een belangrijke conclusie, omdat Google nu niet op grond van het merkenrecht kan worden aangesproken als er een inbreukmakende advertentie verschijnt bij Google-zoekresultaten.

De adverteerder loopt dus wel een risico: als zijn advertentie afbreuk doet aan wat juridisch de “herkomstaanduidingsfunctie” heet, dan pleegt hij merkinbreuk. Die herkomstaanduidingsfunctie is in feite waar het merkenrecht om draait; het doel van een merk is dat mensen het merkproduct kunnen onderscheiden van andere producten. Wie kort gezegd dat doel doorkruist, pleegt merkinbreuk. Daarvan is sprake wanneer

de advertentie het voor de normaal geïnformeerde en redelijk oplettende internetgebruiker onmogelijk of moeilijk maakt om te weten of de waren of diensten waarop de advertentie betrekking heeft, afkomstig zijn van de merkhouder of een economisch met hem verbonden onderneming

Zo’n internetgebruiker kan zich vergissen, aldus het Hof, wanneer hij een advertentie ziet verschijnen nadat hij een merknaam heeft ingetoetst. Het is immers logisch dat zo’n advertentie het merkproduct betreft. Daarom moet de merkhouder kunnen verbieden dat advertenties van derden worden weergegeven waarvan internetgebruikers ten onrechte kunnen denken dat zij van de merkhouder afkomstig zijn.

Ook als de advertentie duidelijk is dat er niet zo’n band is, kan er sprake zijn van merkinbreuk. Dat is het geval als de adverteerder “zo vaag blijft over de herkomst van de betrokken waren of diensten” dat die internetgebruiker uit de advertentie niet kan opmaken of de adverteerder een derde is of gelieerd aan de merkhouder.

Er is dus ruimte om te adverteren op merken, maar je zult het wel absoluut duidelijk moeten maken wie jij bent en wat je relatie tot de merkhouder is. Daarover zullen nog wel de nodige processen worden gevoerd. Eén ding staat al wel vast: de “authentic fakes”-advertenties mogen niet, hoe duidelijk je ook bent over het nep zijn van de producten.

Omgekeerd is het niet genoeg om van merkinbreuk te spreken zodra andere mensen gaan bieden op het merkwoord om daar Adwords-advertenties mee te laten verschijnen. Dit valt onder de “reclamefunctie” van het merk, wat inhoudt gebruik “als element ter bevordering van de verkoop of als handelsstrategisch instrument”. De merkhouder moet dan misschien meer betalen om zijn eigen advertenties bovenaan te laten komen, maar daarmee staat nog niet vast dat sprake is van merkinbreuk.

Als laatste oordeelt het Hof nog dat de Adwords-dienst van Google onder het beschermingsregime voor internettussenpersonen (providers) valt. Deze geldt voor dienstverleners die informatie van anderen (hier: advertenties en bijbehorende trefwoorden) opslaan en vertonen. Zij zijn niet aansprakelijk als ze geen controle op de inhoud of doorgifte hebben. En dat doet Google niet, aldus het Hof: zij selecteren niet zelf welke advertenties waar komen te staan, dat doen de adverteerders – die geven de trefwoorden op en betalen een bedrag dat bepaalt hoe hoog ze scoren. Daarmee is Google slechts een passief doorgeefluik en dus niet aansprakelijk. Ze hoeven dus alleen advertenties te verwijderen als de merkhouder ze wijst op het inbreukmakend karakter daarvan. En Vuitton kletst uit haar nek als ze zegt dat het Hof “denies Google the status of hosting services provider”.

Arnoud

Blast from the past: merkinbreuk door metatags

meta-keywords.pngNee, het vonnis is echt in 2010 gewezen: gebruik van een merk in een META-tag is merkinbreuk. Ja, ze worden echt nog gebruikt, de verborgen codes om zo extra trefwoorden aan zoekmachines te voeren. Maar geen enkele serieus te nemen zoekmachine ondersteunt u, zult u misschien denken nu. Nou, dan bent u in goed gezelschap want dat riep de gedaagde in dat vonnis ook. Helaas hielp het hem weinig.

Het vonnis is een vervolg op een ex parte beschikking waarin de gedaagde zijn site moest sluiten omdat sprake zou zijn van merk- en auteursrechteninbreuk. Het gaat grotendeels over de vraag of je daar in een kort geding nog op terug mag komen: nee, want het gaat om dezelfde feiten als die eerdere zaak. Maar het stuk over de metatags is nieuw en wordt daarom wel inhoudelijk behandeld.

In theorie kun je met metatags zoekmachines extra trefwoorden geven, zodat je hoger in de zoekresultaten terechtkomt als iemand die opgeeft als zoekopdracht. Als je op die manier andermans merk gebruikt, kan dat merkinbreuk zijn. In de praktijk kijkt geen zoekmachine daar meer na, omdat deze truc veel te vaak misbruikt wordt. Is het desondanks merkinbreuk? Nee, aldus de gedaagde: als zoekmachines er niet naar kijken, worden de metatags niet ‘gebruikt’ in de zin van de merkenwet.

De rechter prikt daar echter meteen doorheen:

Bij gebrek aan onderbouwing van het tegendeel, acht de voorzieningenrechter voorshands voldoende aannemelijk dat keyword metatags op zijn minst enige invloed hebben op de vindbaarheid van een website. Die invloed zou alleen ontbreken als alle relevante zoekmachines de keyword metatags volledig zouden negeren. Dat is voorshands niet aannemelijk, gelet op het feit dat die sturing juist de functie van de keyword metatags is. Dat het gebruik daadwerkelijk geen enkel effect meer heeft, valt bovendien moeilijk te rijmen met het feit dat [X] er wel voor heeft gekozen het teken BODUM op te nemen in de keyword metatags.

Daar zit wat in: waarom gebruik je die metatag als geen zoekmachine zich erdoor laat leiden?

Het verbod om het merk van eiser nog als metatag te gebruiken wordt dan ook toegewezen. Immers:

[N]iet valt in te zien welk legitiem belang [gedaagde] heeft bij voortzetting van het gebruik van de betreffende metatag. Als de metatag geen effect heeft, wordt [gedaagde] immers niet benadeeld door een verbod. Als de metatag wel effect, maakt [gedaagde] inbreuk en maakt [eiser] aanspraak op een verbod.

Iemand enig idee waarom mensen nog metatags gebruiken voor trefwoorden? Conservatisme, onwetendheid, staat leuk, extra uurtje voor ’t factuurtje?

Arnoud

Hoe verboden is omgekeerd zoeken in telefoongidsen eigenlijk?

telefoongids-telefoonboek-gouden-gids-zoeken.jpgEen lezer vroeg me:

Op diverse sites kun je “omgekeerd zoeken” in telefoongidsen, dus op basis van een nummer de naam- en adresgegevens van een abonnee achterhalen. Als je dat wil aanbieden, moet je wel een CD-foongids kraken of iets anders illegaal doen. Maar stel nu dat je legaal bij die gegevens zou kunnen, mag het dan wel? Of is omgekeerd zoeken per definitie in strijd met de privacy?

Ik zou niet meteen durven zeggen dat het “kraken” van een CD-foongids illegaal is. Het is nog maar zeer de vraag of ereen databankrecht zit op een telefoongids. Je hebt namelijk alleen een databankrecht als je substantieel geïnvesteerd hebt in het telefoonboek zelf. Het lijkt me goed verdedigbaar dat een telefoongids een bijproduct is van het onderhouden van een telecommunicatiedienst.

Alleen geldt er hier de complicatie dat de telefoongids van KPN ondergebracht is in een aparte BV (De Telefoongids BV, inderdaad) wiens hoofdactiviteit is het onderhouden van de telefoongids. Het argument is dan dat de investeringen van DTG puur gericht zijn op de gids en daarmee geen bijproduct zijn. Ik kan het argument niet meteen weerleggen, maar ik heb er wel grote moeite mee dat een niet-beschermde databank alsnog beschermd wordt als je deze maar in een aparte BV stopt.

Maar goed, laten we eens aannemen dat er inderdaad geen databankrecht zit op een telefoongids. Kun je dan een omgekeerd-zoekendienst aanbieden?

Telefoongidsen vallen onder de Telecommunicatiewet, artikel 11.6. Dit artikel vereist toestemming voor opname in de gids, en ook nog eens aparte toestemming voor omgekeerd zoeken in lid 3. Bij mijn weten vragen telecomaanbieders alleen maar om toestemming om je “in de gids” op te nemen, en dat is dus nog geen toestemming voor omgekeerd zoeken. Een omgekeerd-zoekendienst kan dus niet legaal worden aangeboden, tenzij de aanbieder daarvan apart toestemming vraagt aan de betrokken abonnees.

In 2007 heeft DTG geprobeerd de OPTA los te laten op deze diensten, met precies dat argument. De OPTA vond dat echter niet opportuun:

Het college is van oordeel, dat het verschijnsel “omgekeerd zoeken” op zichzelf genomen niet als een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer wordt ervaren, voor zover dit belang wordt beschermd door artikel 11.6, derde lid, van de Tw. De Richtlijn verbiedt omgekeerd zoeken niet en er zijn landen waarin “omgekeerd zoeken” wettelijk is toegestaan. Bovendien zijn bij het college in de afgelopen twee jaar geen klachten binnengekomen van natuurlijke personen (lees: particulieren of consumenten) over het zonder hun toestemming aanbieden van mogelijkheden tot omgekeerd zoeken.

Opmerkelijk: op grond van de privacy is het vereiste van aparte toestemming ingevoerd, maar omgekeerd zoeken is geen schending van de privacy. Maar als er geen klachten van consumenten zijn binnengekomen, dan hoeft de OPTA inderdaad niet op te treden. Het achterliggende idee lijkt te zijn dat mensen die geven om hun privacy, toch al niet in de gids staan (of een anonieme prepaid nemen). Dat DTG het vervelend vindt, is geen argument, want artikel 11.6 is er voor de eindgebruiker en niet voor de aanbieder.

Ik kan daaruit alleen maar de conclusie trekken “het mag niet, maar totdat er mensen grootschalig gaan klagen, zal de OPTA niet optreden”. Dus zolang die omgekeerd-zoekendiensten maar klein en onopvallend genoeg blijven, kunnen ze in de marge blijven opereren.

In juni vorig jaar meldde de staatssecretaris nog dat een “aantal marktpartijen” overwoog deze dienst aan te gaan bieden. Ik neem aan dat dat de telecomaanbieders zelf zijn, die dan via het inschrijfformulier die toestemming gaan regelen. Ik ben heel benieuwd wat er dan gebeurt.

Arnoud

Bewijs van overname uit databank

adresboek-gids-lijst-databank.pngWie stelt dat zijn databank is overgenomen, zal daarvoor bewijs op tafel moeten leggen. Je kunt niet eisen dat het bewijs geheim moet blijven, ook niet als het gaat om ‘sleepers’ die je speciaal tegen inbreukmakers hebt opgenomen. Dat blijkt uit een vonnis van de rechtbank Rotterdam. In deze zaak had de eiser, Ad Hoc Data, een CD-ROM met een bedrijfsgids verkocht aan de gedaagde. Deze had vervolgens een cafégids op internet opgezet, maar volgens Ad Hoc was daarbij haar CD-ROM gebruikt en dat was niet toegestaan onder de licentie. Ad Hoc eiste een contractuele boete van 25.000 euro per overtreding.

De cafégids vocht dit aan met als eerste argument dat de algemene voorwaarden (waar die boete in stond) nooit waren overhandigd. Ad Hoc meldde daarop

dat de bestelprocedure al sinds jaar en dag zo is ingericht, dat de bestelprocedure voor het online afsluiten van een abonnement niet kan worden afgerond indien niet wordt aangevinkt ‘ik ga akkoord met de Algemene Voorwaarden voor een doorlopend jaarabonnement tot schriftelijke wederopzegging’ (zie productie 10). De woorden ‘algemene voorwaarden’ zijn clickable, door hierop te klikken krijgt men de voorwaarden in html-format op het scherm en kunnen deze voorwaarden desgewenst tevens in pdf-format worden gedownload.

Klinkt goed, zou je zeggen. Alleen had Ad Hoc niets overlegd waaruit daadwerkelijk bleek dat die procedure ook zo bestond toen de cafégids het product bestelde. De overlegde producties lieten niet zien hoe de bestelprocedure van specifiek deze bedrijvengids verliep, laat staan dat daaruit bleek dat inderdaad dat aanvinkvakje moest worden aangevinkt.

Het tweede verweer van de cafégids was dat er in de huidige gids geen gegevens van Ad Hoc opgenomen waren. Ad Hoc reageerde daarop met de mededeling dat “ten aanzien van de ‘cafégids’ en ‘cafetariagids’ geldt dat nog in oktober 2008 is gebleken van de aanwezigheid van tenminste één sleeper“. Een sleeper of copyright trap is een item dat niet werkelijk bestaat en dus alleen in een database kan belanden door overname uit andermans database.

Op zich is dat een goede manier om te bewijzen dat er inderdaad is overgenomen, maar je zult dan wel die sleeper aan moeten wijzen. Maar dat weigerde Ad Hoc: men wilde alleen een verklaring overleggen van een getuige die dit had geconstateerd. De sleeper zelf moest strikt geheim blijven, en alleen de advocaten plus de rechtbank mochten daarnaar kijken (artikel 27 Rechtsvordering). De reden was -neem ik aan- dat als Ad Hoc die sleepers onthult, de cafégids die er gauw uit verwijdert en dan kan claimen dat er nu echt niets meer overgenomen is.

De rechter accepteert deze gang van zaken echter niet.

[Ad Hoc] wordt niet in haar belangen geschaad als zij in de databank van gedaagde aangetroffen sleepers openbaart: er zullen in haar databank nog genoeg andere sleepers blijven staan en zij kan in volgende edities van haar databank nieuwe creëren en tussenvoegen, aldus gedaagde. Een gang van zaken als door [Ad Hoc] verlangd, een besloten zitting, zou het de advocaat van gedaagde onmogelijk maken namens deze verweer te voeren tegen aangevoerde bewijsmiddelen . Het zou onaanvaardbaar zijn als gedaagde wordt veroordeeld op basis van geheime bewijsmiddelen.

Op zich terecht: je moet je inderdaad kunnen verweren tegen zulk bewijs, bijvoorbeeld door te controleren of die sleepers wel echt nep (echt nep, ahem) zijn en of die ook in de CD van Ad Hoc stonden. Maar het is wel lastig nu voor Ad Hoc als die sleepers bekend worden. Want je kunt wel zeggen ‘stop maar nieuwe in je volgende editie’ maar daarmee is de huidige versie alsnog kwetsbaar voor onbewijsbare overname. Het is dus maar te hopen voor Ad Hoc dat ze inderdaad genoeg andere sleepers in die database heeft.

Arnoud

Google Streetview is volgens mij toch echt commercieel

Sinds kort heeft Google Streetview een nieuwe feature: als je op een plek komt waarbij gegeotaggede Flickr-foto’s beschikbaar zijn, dan kun je die bekijken. Handig, maar er gaat wel iets fout want er komen ook gewoon Creative Commonsfoto’s in beeld die niet commercieel gebruikt mogen worden (bedankt, Marco).

Bij bijvoorbeeld het Zeeheldenkwartier in Den Haag staan linksboven een viertal kleine thumbnails waaronder één van Akbar Simonse. Nu zijn die thumbnails op zich te verexcuseren onder citaatrecht, maar als je erop klikt dan krijg je echt de foto zelf in groot formaat te zien en dat is geen citaatrecht meer:

den-haag-foto-google-streetview-creativecommons.jpg

Op de Flickr-pagina staat duidelijk dat deze foto Creative Commons is maar wel met de “nietcommercieel” optie. En een Streetviewpagina met advertenties erop lijkt mij commercieel.

Nu dacht ik even dat er in de algemene voorwaarden van Flickr iets zou staan als “oh ja wij mogen je foto’s verkopen aan iedereen” maar dat staat er dus niet in. En een andere manier waarop dit zou mogen, zou ik zo niet weten.

En een incidenteel foutje is het niet: ik vond ook een Eindhovense foto van ene Noud (nee, iemand anders) met ook wederom de commerciële rechten voorbehouden.

Ik vermoed dus dat Google gewoon de hele CreativeCommons-stream van Flickr gebruikt en niet kijkt naar de specifieke labeltjes zoals “geen afgeleide werken” of “niet voor commercieel gebruik”. Jammer, want bij Creative Commons zijn dat soort checks juist heel eenvoudig omdat die informatie ook machineleesbaar aangeleverd wordt.

Arnoud

Merknamen van anderen in je URL

http-www-url-merk-adres-hand.pngRegelmatig krijg ik vragen over het gebruik van merknamen in URLs. Dat varieert van “mag ik een domeinnaam registreren met een merk erin” tot “mag een concurrerend merk onderdeel zijn van de URL van een productpagina”. Er zijn natuurlijk tientallen opties, maar laat ik eens proberen een algemeen overzicht te geven van wanneer je merknamen mag gebruiken.

Hoofdregel is: je mag een merknaam gebruiken als je de betreffende producten (door)verkoopt. Die producten moet je wel binnen de Europese Unie hebben gekocht. Grijze import vanuit bv. de VS of China kun je niet zomaar doorverkopen, want de merkhouder kan daartegen bezwaar maken. Maar je hoeft geen dealer te zijn of een resellerovereenkomst met de merkhouder te hebben.

Deze hoofdregel geldt ook voor webadressen. Het is dus toegestaan om een merknaam in een URL te verwerken, mits de URL maar overeenkomt met een pagina waar dat merkproduct te koop is. Je doet dan in feite het internet-equivalent van een bordje bij het schap waar die producten liggen. Een paar voorbeelden:

  • www.nokiatelefoonstekoop.nl: dit mag, als de openingspagina maar een webshop is waar uitsluitend en alleen Nokia-telefoons te koop zijn.
  • www.telecomsupershop.nl/smartphones/blackberry: achter deze URL moet ik het assortiment Blackberry-smartphones vinden, en geen iPhones voor de neus krijgen.
  • www.telefoonboerke.com/nokia-iphone-blackberry: dit is twijfelachtig omdat hier één landingpagina verschillende merken bevat. Ik zou dit niet adviseren.
  • www.tipsvoortomtoms.nl: dit kan, mits ik hier maar een informatieve site vindt over TomTom navigatie-apparatuur.

Let op dat je de merknaam als merknaam presenteert. Dat klinkt logisch, maar het gaat nog vaak fout: mensen hebben een “tomtomforum” maar bedoelen “gps-navigatie-apparatenforum” of ze gebruiken msnen als synoniem met chatten.

Daarnaast moet duidelijk zijn dat jij niet de merkhouder bent en daar ook geen banden mee hebt.De vermelding moet zakelijk en eerlijk zijn. Je mag best zeggen “Hier Apple iPhones te koop”, maar presenteer je dus niet als grote dealer of exclusieve wederverkoper als je dat niet bent.

Ik zie nog al te vaak sites die bovenaan uitgebreid met merknamen en logo’s strooien, maar vervolgens hun eigen naam alleen noemen in hele kleine lettertjes in een voeter of “Over ons” pagina. Dat is nadrukkelijk niet de bedoeling: je site heet niet “Allemaal TomToms” maar “Henk’s TomTom-shop”. De URL is dan misschien “allemaaltomtoms.nl” maar als dat ook de naam van de site is, heb je een merkenrechtelijk probleem. Niet doen dus.

Deze regels gelden ook voor nietcommercieel gebruik van een merk. Wie een discussieforum over Asus-laptops wil beginnen of boze gebruikers van ontploffende iPhones wil verenigen, mag dat doen en mag daarbij de merknaam gebruiken. Maar ook hier: maak duidelijk dat dit geen officieel forum van de merkhouder is, en zorg ervoor dat (de betreffende onderdelen van) het forum alleen gaan over dat merkproduct.

Bij sommige diensten stelt de merkhouder extra voorwaarden. Zo zegt Twitter:

Don’t:
  • Use Twitter in the name of your website or application.
  • Register a domain containing twitter (or misspellings of twitter).
Dat is merkenrechtelijk wat kort door de bocht. Ik zou bijvoorbeeld niet weten waarom een forum zich niet “Twitterfans.org” mag noemen als daar fans van de microblogdienst willen babbelen. Zolang duidelijk is dat dit geen officieel forum is, is er geen sprake van merkinbreuk. Maar je moet wel je best doen: de site “Twitterfans – alles voor de echte Twitter-fan” noemen, schept verwarring en is dus verboden. Een disclaimer helpt maar een heel klein beetje; gebruik liever een eigen unieke naam als sitenaam.

Arnoud<br/> Foto: Anna-Om-Line.

“Politie mag niets doen met datamining van eigen bestand”

data-mining-mijnen-graven-downloadenLekker tendentieus, dachten ze bij Webwereld:

Veel veroordeelde én potentiële pedofielen verraden zich door hun profiel en gedrag op Hyves, blijkt uit datamining-onderzoek. De politie mag officieel niks doen met de resultaten.

De bevindingen uit de eerste zin komen uit het proefschrift Algorithmic Tools for Data-Oriented Law Enforcement van onderzoeker Tim Cocx. Cocx analyseerde politiedatabanken met gegevens over alle Nederlanders die sinds 1998 zijn veroordeeld voor een misdrijf, of in de afgelopen zes maanden zijn verdacht van een misdrijf. Hiermee legde hij “talloze significante en onbehaaglijke verbanden bloot tussen bepaalde bevolkingsgroepen en crimineel gedrag.” Zo blijken vrouwen in de database zijn significant vaker verslaafd aan drugs dan mannen, en is er een correlatie tussen verdenking van doodslag en veroordeling wegens racisme. En, het onderwerp uit de openingszin, veroordeelde pedofielen blijken meer minderjarigen in hun Hyves-netwerk te hebben dan gemiddelde volwassenen (18% tegen 10%).

Maar hoezo “de politie mag niets doen met de resultaten”? Volgens Cocx in het hoofdartikel over zijn onderzoek:

Ik kan me voorstellen dat in sommige situaties er alarmbelletjes gaan rinkelen bij de politie. Je kunt er ook beleid op gaan baseren. Maar voorlopig wordt er niets mee gedaan omdat het niet toegestaan is. Je mag data wettelijk alleen gebruiken voor het doel waarvoor ze zijn verzameld. Dit heeft geen prioriteit.

Maar waar dan dat “niet toegestaan” vandaan komt? Ik vermoed dat Cocx heeft gekeken naar de Wet Bescherming Persoonsgegevens, die in artikel 9 verwerking verbiedt voor doelen die niet verenigbaar zijn met het oorspronkelijke doen. Maar de Wet Bescherming Persoonsgegevens geldt niet voor bestanden met persoonsgegevens die de politie aanlegt (art. 2 lid 2 sub c Wbp). Daar is de Wet Politiegegevens voor bedoeld. En die zegt:

Politiegegevens worden slechts verwerkt voor zover dit noodzakelijk is voor de bij of krachtens deze wet geformuleerde doeleinden.

waarbij “politiegegevens” dan synoniem is voor “persoonsgegevens waar de politie mee werkt”. Eén van die doelen is (artikel 8, leden 1 en 2 WPol):

1. Politiegegevens kunnen worden verwerkt met het oog op de uitvoering van de dagelijkse politietaak gedurende een periode van één jaar na de datum van de eerste verwerking.
2. Voor zover dat noodzakelijk is met het oog op de uitvoering van de dagelijkse politietaak kunnen politiegegevens ten aanzien waarvan de in het eerste lid genoemde termijn is verstreken geautomatiseerd worden vergeleken met politiegegevens die worden verwerkt op grond van het eerste lid teneinde vast te stellen of verbanden bestaan tussen de betreffende gegevens. De gerelateerde gegevens kunnen verder worden verwerkt met het oog op de uitvoering van de dagelijkse politietaak.

En dit lijkt me nu precies wat Cocx heeft gedaan: oude en nieuwe gegevens met elkaar combineren om vast te stellen of er verbanden bestaan. Die verbanden mogen dan worden gebruikt voor de dagelijkse politietaak.

Kortom, “niets doen” lijkt me niet juist. Wel vraag ik me af wat de politie kàn doen met deze gegevens. Want het is vast wel interessant als borreltafelfeitje dat “joyriders het ook niet zo nauw nemen met de arbeidswetten en alcohol” maar wat moet je daarmee als agent?

Arnoud