Wat is het verschil tussen een nieuwsbrief en een persoonlijke mail?

e-mail-email-brief-post-envelopEen lezer vroeg me:

Ik begrijp dat het niet toegestaan is mensen ongevraagd nieuwsbrieven of reclame te sturen. Echter, wat is nu een nieuwsbrief? Stel ik mail iemand gewoon met “zullen we koffie doen, volgens mij kunnen wij wat voor elkaar betekenen”, is dat dan ook al verboden? Hoe kun je dan ooit nog nieuwe klanten leren kennen?

Veel mensen denken dat het bij het spamverbod gaat om nieuwsbrieven of expliciet als reclame omschreven uitingen. Dat is onjuist. De wet maakt geen onderscheid naar soort mail, die zegt alleen dat toestemming nodig is als het gaat om een mail met commerciële, charitatieve of ideële inhoud. Iedere vorm van commerciële promotie zou er volgens mij dus onder vallen.

De reden dat het in de praktijk vaak gaat over nieuwsbrieven, is simpelweg dat reclameuitingen daar meestal in gegoten worden. “Abonneer je op onze nieuwsbrief” is haast synoniem voor “ontvang wekelijks onze reclamefolder”. Maar hoe je het ding noemt, is irrelevant bij de vraag of het onder het verbod valt. Ook is niet relevant naar hoe veel mensen je het bericht tegelijkertijd doet. Eén reclamemail naar één ontvanger is al verboden als je geen toestemming hebt.

De mail van de vraagsteller is geen nieuwsbrief, maar ik bespeur er wel een ondertoon in van koude acquisitie. Het is niet zo expliciet als “Beste Wim, zullen we eens afspraken om jullie algemene voorwaarden door te nemen”, wat volgens mij evident een reclameboodschap is. Maar de réden om die “zullen we eens koffie doen” mail te sturen, is volgens mij niet omdat je graag koffie doet – je zit te hengelen naar een opdracht, iets dat commercieel voordeel oplevert.

Hoe ver te ver gaat dit volgens jullie? Hoe formuleer je wél een “hee zullen wij eens commercieel koffie doen” bericht zonder dat het reclame wordt?

Arnoud

Woede om misleidende Efteling-actie BankGiro Loterij

alstublieft-efteling-bankgiroloterijEen actie met ‘gratis’ Efteling-tickets leidt tot een stortvloed aan woedende reacties op internet, las ik bij Looopings. Op reclamezendingen van de BankGiro Loterij staat op de envelop “Alstublieft, uw Efteling-tickets t.w.v € 72” maar wie de envelop openmaakt, ontdekt dat je die pas krijgt als je gaat meespelen in deze loterij. Hoe misleidend is dat?

Veel mensen zijn teleurgesteld en boos, volgens Looopings komt dat mede doordat de enveloppen door kinderen worden gezien die vervolgens ontroostbaar blijken als ze horen dat ze niet gratis naar het pretpark mogen. Dat is een factor: reclame gericht op kinderen is aan strengere regels gebonden dan reclame voor grote mensen. Alleen denk ik niet dat dit nu echt reclame voor kinderen te noemen is, al is het maar omdat kinderen niet mogen gokken.

De reclame-uiting als geheel is vrij duidelijk: kom bij onze loterij en je krijgt twee kaartjes voor de Efteling. Het venijn zit hem dus in die envelop. Die is veel stelliger: hier zijn uw twee kaartjes. De eerste vraag is dan, moet je dat lezen als een zelfstandige reclame-uiting, oftewel een belofte op zich, of slechts als een lokkertje “Weten hoe dat zit, open dan snel de envelop!” In het laatste geval is er geen sprake van misleiding.

Ik denk dat ik bij die envelop wel een sterretje of “Snel openmaken” of iets dergelijks zou verwachten, maar ik moet toegeven dat dat wel weer voelt als een stukje nodeloos juridiseren – je snápt toch dat niemand je zomaar even twee kaartjes (t.w.v. € 75,- immers) voor de Efteling gaat sturen?

Maar goed, als we dan toch aan het juridiseren slaan, wat vindt u van art. 6:193g BW, de zwarte lijst van misleidende handelspraktijken waarbij wordt verboden:

een product als gratis, voor niets of kosteloos te omschrijven als de consument iets anders moet betalen dan de onvermijdelijke kosten om in te gaan op het aanbod en het product af te halen dan wel dit te laten bezorgen;

Dit is primair geschreven voor de “gratis” proefzending waarbij je moet betalen als je iets niet terugstuurt of waarbij in de algemene voorwaarden €49,95 administratiekosten wordt gerekend. Maar als je de tekst er letterlijk naast legt, dan klopt dat volgens mij precies met wat de BGL hier doet. Je zegt dat iemand gratis kaarten krijgt en wil vervolgens dat ze meer doen dan de verzendkosten betalen om die kaartjes te krijgen.

Tegelijk: dan zou je dus nooit meer mogen zeggen “gratis iPad bij de aanschaf van uw bankstel” want daar moet je ook meer betalen dan de bezorgkosten van een iPad (namelijk de prijs van dat bankstel). Dus ik twijfel of dit wel echt past.

Alles bij elkaar denk ik: niet handig, niet netjes, maar wel legaal. Jullie?

Arnoud

Hela, volgens de nieuwe polisvoorwaarden mogen ze me reclame mailen?

spam-verboden.pngEen lezer vroeg me: Bij mijn nieuwe zorgpolis zat een tekst in kleine lettertjes en ik vroeg me af of dit wel legaal is?<br/>

Het verzamelen en verwerken van uw persoonsgegevens is nodig voor het aangaan en uitvoeren van de verzekering(en). De doeleinden waarvoor uw persoonsgegevens worden gebruikt, zijn uitgebreid. Wij kunnen uw gegevens ook gebruiken:
– voor werving voor onze eigen en gelijksoortige diensten en producten en daarbij behorende marketingactiviteiten (tot 1 jaar na beëindiging van de verzekeringsovereenkomst).

In een privacyverklaring of polisfolder is het niet mogelijk om toestemming op te eisen om marketingactiviteiten uit te mogen voeren. Toestemming onder de privacywet moet namelijk apart en expliciet worden gegeven, anders is deze niet rechtsgeldig.

Specifiek in deze situatie is toestemming echter niet nodig. Het is namelijk legaal om reclame en direct marketing per mail naar je klanten toe te doen zonder toestemming. Dit staat expliciet als uitzondering in de Telecommunicatiewet.

Wel moet je in die situatie aan een aantal eisen voldoen:

  • Het moet gaan om betaalde product- of dienstafname;
  • Het moet gaan om reclame voor eigen producten of diensten;
  • Producten of diensten moeten verwant zijn aan hetgeen de klant afneemt;
  • Elke reclameuiting moet een afmeldoptie hebben;
  • Bij verkrijging van de persoonsgegevens moet gemeld zijn dat men dergelijke reclame wil sturen;
  • De klant moet op dat moment bezwaar hebben kunnen maken (“verzet”) tegen dergelijke reclame.

Deze tekst in de folder lijkt bedoeld om aan de enalaatste eis te voldoen. Maar er zal ook ergens een mogelijkheid moeten zijn om bezwaar te maken, en die zagen we in de folder zo snel niet.

Natuurlijk, je kunt altijd de helpdesk bellen en die kunnen dit vast verwerken. Maar volgens mij is dat niet genoeg; je moet “bij de verkrijging” de gelegenheid bieden om bezwaar te maken. En achteraf de helpdesk bellen “hee doe eens niet” is volgens mij niet bij maar na de verkrijging.

Arnoud

Gastpost: Mogen advocaten bloggen en reclame maken?

bonaparteOmdat ik met vakantie ben deze week een aantal bijdragen van vaste bezoekers. Vandaag jurist Rogier Pieters over een vraag die ik ook wel eens heb: waarom maken advocaten zo weinig (online) reclame, mogen ze dat soms niet?

Een maand geleden was ik op bezoek bij mijn oud-professor Arno Lodder. Enthousiast vertelde ik hem dat ik advocaten en juristen help met internet marketing. “Oh, mogen advocaten dat eigenlijk wel doen?”, vroeg hij. “Ja”, antwoordde ik zonder het fijne ervan te weten. Maar hoe zit dat nu eigenlijk?

Voordat ik inga op die vraag, wil ik eerst een onderscheid maken tussen marketing en reclame. Marketing is een containerbegrip. Waarbij het naar mijn mening – er zijn veel definities – draait om: het verbinden van de behoefte van de consument en het aanbod van de leverancier. De behoefte van cliënten verplaatst zich naar online, maar het aanbod van de advocatenkantoren sluit daar nog niet op aan. Tenminste van de meeste kantoren… Arnoud was daar al vroeg achter!

Reclame is communicatie met als doel om klanten over te halen tot het kopen van de product of dienst. Voorbeelden van online reclame zijn AdWords (adverteren bij Google’s zoekresultaten), adverteren op social media en natuurlijk banners.

Na keizerlijk decreet van 19 december 1810 van Napoleon waren de regels voor advocaten op dit gebied strict. Tot 1980 golden de Ereregelen voor de Advocaten 1968 (en vergelijkbare regelgeving sinds de tijd van Napoleon). Regel 7 luidde: “De advocaat behoort de opdracht van de cliënt af te wachten en noch direct, noch indirect zijn diensten aan te bieden”. Regel 8 lid 1: “Het maken van reclame, in welke vorm ook, is ontoelaatbaar”. En regel 9 lid 1: “Het is de advocaat verboden mede te werken aan of toe te stemmen in enige publiciteit waarin de aandacht wordt gevestigd op zijn optreden als advocaat”.

In de huidige tijd, waarin sommige advocaten zaken (cliënten) kiezen op basis van de hoeveelheid media aandacht, is dat bijna niet voor te stellen. In die tijd maakten advocaten echter deel uit van de sociale bovenlaag. De intellectuele activiteit woog veel zwaarder dan de commerciële kant. Via het netwerk van de vaak individueel opererende advocaten kwamen de zaken binnen. De inkomsten waren geen loon, maar een honorarium. Advocaten waren geen echte ondernemers, dus was reclame ook niet nodig. Geen Moszkowicz, Spong, of Plasman dus.

Als bloggen mogelijk was geweest in die tijd, dan was dat volgens mij toegestaan. Immers het delen van kennis viel niet onder het verbod. Maar dan moest het bloggen wel terughoudend geschieden: nooit actief de diensten aanbieden en niets over lopende zaken of cliënten delen.

Pas sinds 1989 is het voor advocaten toegestaan om te adverteren en de publiciteit op te zoeken. In de Gedragsregels van de Nederlandse Orde van Advocaten 1992 zijn deze regels zelfs weggelaten, waarmee de toestemming nog ruimer werd. Alleen als de cliënt niet in de publiciteit wil, dan is publiciteit (een ruimer begrip dan reclame) niet toegestaan (regel 10).

Deze achtergrond is, denk ik, een belangrijke reden waarom relatief weinig advocaten bloggen. Er wordt sowieso weinig aan marketing gedaan en dan valt bloggen al snel buiten de boot. Toch denk ik dat er meer achter zit. Immers advocaten schrijven verder juist wel veel: natuurlijk beroepsmatig, maar ook voor juridische tijdschriften en columns.

Van de dappere advocaten die wel een blog zijn begonnen, zijn er vooral veel verlaten ruïnes over. In het begin is het leuk om aan iets nieuws te beginnen. Maar om het vol te houden, moet er iets tegenover staan. Bij juridische tijdschriften en columns zijn dat de uitgevers (die het faciliteren) en de lezers (er is al een publiek). Bij een blog ontbreken beide. Er zijn andere stimulansen, zoals toenemende bezoekersaantallen, reacties op de blog en meer cliënten. Dat kun je inzichtelijk maken, maar de meeste advocaten zijn geen marketeers en al helemaal geen online marketeers. Ik vermoed dat het gebrek aan ondersteuning, de advocaten hier opbreekt.

Kortom, advocaten mogen al ruim 20 jaar reclame maken. Toch zien we nog geen “Amerikaanse toestanden”. Sterker nog, buiten het opzoeken van kranten en televisie, zien we eigenlijk helemaal niet zoveel promotie. Ik zou dolgraag meer bloggende advocaten en juristen willen zien. Welke andere redenen zouden hiervoor kunnen zijn? En zouden advocaten juist meer of minder aan marketing moeten doen?

Rogier Pieters is internet consultant en jurist. Hij is de oprichter van Pieters van der Heide*. Afbeelding: ”LouisBonaparte Holland”. Licensed under Public domain via <a href=http://commons.wikimedia.org/wiki/File:LouisBonaparte_Holland.jpg” target=”_blank”>Wikimedia Commons

Wanneer mag je nu je klanten spammen?

spam-verboden.pngWie wel eens wat online koopt, weet dat de kans groot is dat de winkel hem daarna de nodige reclame gaat mailen. Soms als nieuwsbrief, maar soms ook als gewoon een leuke aanbieding of informatie over de nieuwe collectie. Want ja, je klanten spammen dat mag. Toch? Nou, niet helemaal.

De telecommunicatiewet verbiedt het toesturen van reclame – commercieel, ideël of charitatief – naar bedrijven en personen zonder dat zij hiervoor toestemming hebben gegeven. Hierbij geldt echter een uitzondering voor klanten. Die mag je reclame sturen, mits die reclame aan een aantal eisen voldoet:

  • Het moet gaan om reclame voor gerelateerde producten. Koopt men een boek, dan is reclame voor dvd’s toegestaan maar boormachines vind ik niet echt ‘gerelateerd’ aan boeken. Misschien als mensen klusboeken kopen.
  • Het moeten eigen producten zijn, oftewel wat men zelf aanbiedt. Reclame voor partners is dus niet toegestaan.
  • Het moet gaan om een klant. Wie alleen maar registreert en nog aan niets vast zit, is (nog) geen klant.
  • Elke mailing moet een afmeldmogelijkheid hebben.
  • Bij het aangaan van de klantrelatie moet gemeld zijn dat er reclame gaat komen.
  • Bij het aangaan van de klantrelatie moet men dit hebben kunnen voorkomen (recht van verzet).

De OPTA (tegenwoordig ACM) heeft in haar Richtsnoeren bepaald dat je alleen van een ‘klant’ mag spreken als deze een betaalde relatie bij je heeft. Een boekkoper mag je dus aanbiedingen sturen, maar iemand die zich registreert bij een gratis forum of enquête niet. Wel kun je natuurlijk bij registratie vragen om toestemming. En als je het op scherm 1 vraagt, dan kun je zelfs de registratie weigeren als men de toestemming niet geeft.

Het zijn die laatste twee dingen waar het vrijwel altijd mis op gaat. Maar ze zijn echt essentieel. Enkel het hebben van een klantrelatie (men kocht of bestelde wat) is niet genoeg om ze reclame te mogen sturen. Er moet een melding en een afmeldmogelijkheid zijn meteen al bij het bestellen. De marketingbranche noemt dit een soft opt-in.

Een manier om aan de wet te voldoen, is op het bestelformulier een aanvinkvakje op te nemen “Graag ontvang ik gerelateerde aanbiedingen”. Dit aanvinkvakje mag alvast aangevinkt zijn. Door het weghalen van het vinkje tekent men dan verzet aan tegen de reclame.

Het alvast aanvinken van een vakje roept wel bij veel mensen irritatie op, het komt sneaky over. Je zou ook het vinkje open kunnen laten en een negatief statement kunnen gebruiken: “Ik wil geen reclame van jullie ontvangen”. Maar dat vind ik minstens zo sneaky.

Je kunt natuurlijk ook kiezen voor “Graag ontvang ik jullie reclame” en dat dan niet alvast aangevinkt. Dan ben je gewoon ouderwets bezig met toestemming vragen (opt-in). Natuurlijk zul je zo minder inschrijvingen krijgen, maar je weet wel dat die mensen er zélf voor gekozen hebben.

Lezen jullie veel reclamenieuwsbrieven eigenlijk?

Arnoud

“Reageren op dit CV kost u 500 euro”

attachment-bijlage-mail-email-doorsturen-geheim.jpgEen lezer vroeg me:

Recent ontving ik ongevraagd een mail van een recruitingbedrijf met een aantal cv’s, naar aanleiding van onze personeelsadvertentie. Ergerlijk genoeg, maar toen ik terugmailde hier geen prijs op te stellen, kreeg ik als reactie dat als ik toch op enigerlei wijze deze mensen zou benaderen ik het bureau 500 euro zou moeten betalen. Dat stond in de meegezonden algemene voorwaarden, en contacteren zou aanvaarden inhouden. Kan dat zomaar?

Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding, staat in de wet. Beiden zijn vormvrij tenzij anders afgesproken. Je kunt dus prima akkoord gaan door te reply’en op een mail, of door op Skype te zeggen dat je akkoord gaat. Of met een Facebook Like. Dus waarom niet door een andere vooraf benoemde actie?

Wel is vereist dat je ook werkelijk de bedoeling hebt akkoord te gaan met het aanbod. En zeker bij een ongebruikelijke handeling is dat geen automatisme. Als ik bij die recruiter voor de deur ga staan met een bord met “naar buiten gaan impliceert mij €500 betalen” dan ga ik daar niet heel ver mee komen. En datzelfde principe lijkt me op te gaan voor “de genoemde personen contacteren kost €500”.

Heel misschien is er een juridisch argumentje te maken ALS de recruitspammer kan bewijzen dat het contact dankzij dat cv is gelegd. Je kunt verdedigen dat het gebruik van iemands informatie een akkoord op die iemands voorwaarden impliceert. Maar contactinformatie is vast op genoeg plaatsen te vinden, dus dan heb je alleen een plausibel smoesje nodig hoe je die kandidaat hebt gevonden.

Er is een uitzondering voor ongevraagd toegezonden goederen of ongevraagd geleverde diensten (art. 7:7 BW). Die hoef je niet te betalen. Maar dat geldt in principe alleen bij consumenten (afgezien van zaken, dat geldt ook bij bedrijven, maar een mail met cv is geen zaak). Bovendien wordt hier een aanbod gedaan en geen dienst geleverd.

Persoonlijk zou ik er geen moeite mee hebben om te zeggen “bij deze verreken ik de €500 met de kosten voor afhandeling van uw spambericht, uw reactie op deze mail (ongeacht inhoud) is akkoord op deze verrekening”. Ongevraagd een cv sturen en geld bedingen voor gebruik daarvan is commerciële communicatie in de zin van de Telecommunicatiewet. En vindt hij het oneerlijk dat ik zo een akkoord afdwing? Mooi, dan heeft hij net zijn eigen akkoordregeling oneerlijk verklaard.

Arnoud

Is het idee van een slechte-sloganverkiezing juridisch beschermd?

veronica-deukIk kan niet eens meer naar de radio luisteren zonder aan werk te moeten denken. Gisterochtend op radio Veronica een telefonische fittie met de organisatie van de Verkiezing Slechtste slogan 2013: het Veronicaprogramma Rick in de Morgen had immers dat idee bedacht, en dat werd hier dus even keihard gestolen.

Dat gaat hem niet worden, juridisch dan. Een idee is niet te beschermen, dat mág worden ‘gestolen’ en nagedaan, geïmiteerd of gekopieerd.

Een idee kun je eigenlijk alleen in abstracto beschermen door het geheim te houden. Deel het met zo min mogelijk mensen en áls je het al deelt, doe dat dan onder geheimhouding (NDA). Dat werkt maar is voor een publieksverkiezing natuurlijk niet echt werkbaar.

Een uitwerking van een idee kan beschermd zijn. “Een boek over een jongen die naar toverschool gaat” is niet beschermd, maar de boeken van Harry Potter wel. Die uitwerking is creatief en origineel en krijgt daarom auteursrechtelijke bescherming. “Een telefoon die het gesprek aanneemt als je hem openklapt” is een niet te beschermen idee, maar een constructie met sensors en een koppeling naar de firmware is dat wel, met een octrooi. (Helaas is Star Trek dan waarschijnlijk prior art maar dat terzijde.)

De naam of het logo van een idee kan als merk worden vastgelegd. Wel moet het dan een creatieve naam zijn, en de naam “De Slechtste Slogan van 2013” voor de verkiezing van eh, de slechtste slogan van 2013 is niet bepaald creatief te noemen. De standaardtruc is dan die naam in een creatief logo opnemen, en vervolgens alsnog iedereen gaan dreigen met merkinbreuk omdat ze de tekst uit je logo overnemen. Juridisch dubieus.

Dus nee, dit gaat hem niet worden. Meer dan die ander bellen en zeggen dat je het niet leuk vindt, zit er juridisch niet in. En dat is dan ook precies wat er gebeurde op de ochtendshow.

Persoonlijk vond ik Veronica’s “Een deuk van heb ik Joustra” (zie foto rechtsboven, bron Veronica) inderdaad een heel stuk slechter, eh beter, dan “We do our business in your mouth” wat uit die tweede verkiezing kwam. Maar dat terzijde.

De verkiezing van de slechtste slogan voor een ict-advocatenkantoor of juridisch adviesbureau is bij deze geopend.

Arnoud

Is een hashtag merkinbreuk?

hashtag-merkinbreukEen lezer vroeg me:

Ik vroeg mij af of het is toegestaan om voor marketingdoeleinden een #merknaam te gebruiken in je twitter/facebook/instagram bericht. Zou zoiets als: ‘Kom bij ons benzine tanken, Basisweg 2 #tankstation #shell #BP’, mogen?

De merkenwet noemt nergens specifiek de hashtag maar dat wil niet zeggen dat je dus in hashtags alles mag zetten. De merkenwet gaat in feite over elk soort commercieel gebruik van merken. Het kanaal of de techniek is in principe niet relevant. Een logo op je winkelruit schilderen is juridisch hetzelfde als een woord opnemen op je webpagina of een slogan in je tweets.

Het Europese Hof van Justitie bepaalde onlangs (zaak C-657/11) dat het gebruik van een merk in een metatag op een website reclame is. Hoewel ze daarvoor iets meer woorden nodig hadden dan ik:

Aangezien het gebruik – in de programmeertaal van een website – van metatags die met de namen van de producten van een concurrent en met diens handelsnaam overeenkomen, er dus toe leidt dat aan de internetgebruiker die een van deze productnamen of die handelsnaam als zoekwoord invoert, wordt gesuggereerd dat deze website verband houdt met zijn opsporing, dient een dergelijk gebruik als een mededeling in de zin van artikel 2, punt 1, van richtlijn 84/450 en artikel 2, sub a, van richtlijn 2006/114 te worden beschouwd.

De kerngedachte hierachter is dat je door het gebruik van die productnamen in feite zegt “zoek je X, kom dan bij mij”. En of dat mag, hangt af van wat je aan het verkopen bent. Je mag merkproducten verkopen en dan het merk noemen (ook bij parallelimport), of daarmee compatibele producten promoten. Verkoop je heel andere producten die toevallig ook zo heten, dan mag je natuurlijk ook het merk gebruiken. En als derde is het legaal om jezelf als alternatief te presenteren wanneer iemand zoekt naar een merk. “Heeft u Coca-Cola?” “Nee, wel Pepsi” is legaal merkgebruik.

De vraag komt dus neer op, wat betekent #shell als je dat in een commerciële tweet opneemt. Formeel is een hashtag een categorie-aanduiding: deze tweet heeft iets met Shell te maken (en met BP en een tankstation). Nu is de twitteraar reclame aan het maken voor zijn tankstation aan de Basisweg en hij wil daarbij duidelijk mensen die graag bij Shell of BP tanken naar zijn pomp lokken.

Dat is dus die derde categorie: de twitteraar biedt een alternatief voor het merkproduct. Dat mag dus zolang hij maar eerlijk is dát hij een alternatief biedt, en niet de indruk wekt dat hij een Shell- dan wel BP-station is. Dat laatste zou merkinbreuk zijn.

Het mag dus in principe maar het hangt wel heel erg af van hoe je het opschrijft. Ik dénk dat de voorbeeldtweet van de vraagsteller nog net mag: er worden twee merken genoemd en geen officiële merkpomphouder die dat doet. Maar de naam van het tankstation staat er niet in, en zwijgen over je afkomst wordt al snel uitgelegd als stilzwijgende poging tot misleiding. Je wil dan dat mensen denken dat je van Shell bent, want dat is dan de enige genoemde merknaam en dan zal dat dus wel de uitbater zijn.

Wel mooi hoe elk juridisch onderwerp bij iedere nieuwe dienst weer terugkomt. Eerst waren het domeinnamen, toen metatags, daarna Adwords en nu Twitterhashtags. What’s next?

Arnoud

De voorintekening voor ons boek “Reclame” is geopend!

Het is ons meest uitgestelde boek ooit: al in 2011 stond het op de site. Maar nu gaat het dan toch echt gebeuren, ons boek Reclame: Deskundig en praktisch advies gaat uitkomen als een echte gebundelde stapel papier. (Ja, het ebook komt ook.) Welke wetten en regels gelden er voor reclame op internet, van spamwetgeving tot cookiegebruik en adverteren op andermans merknaam.

Het boek telt zeven hoofdstukken:

  • Eisen aan reclame-uitingen
  • Promoten van bijzondere producten
  • Gebruik van merken
  • Reclame per mail en telefoon
  • Privacy en profielen
  • Tracking en cookies
  • Recensies en reputatie

Het boek wordt op 24 september 2013 verwacht en kost € 19,95 inclusief BTW. Wie voorintekent, krijgt het boek zonder verzendkosten geleverd.

Teken nu in!

Quizvragen voor wie wil weten of het boek de prijs waard is:

  1. Waarom is deze Burger King-reclame verboden?
  2. Hoe controleer je als slijterijwebwinkel of je koper wel oud genoeg is om alcohol te mogen kopen?
  3. Mag je iemand een nieuwsbrief sturen als ‘ie op je site een gratis IQ-test komt doen en dat adres opgeeft om Magde uitslag te krijgen?
  4. Is het toegestaan jezelf Porschespecialist te noemen als je geen dealer bent?
  5. Mag je in advertenties bij dit sojaproduct een kaasschaaf tonen?

De drie best gemotiveerde antwoorden winnen een gratis exemplaar. Dus kom maar op! 🙂

Arnoud

Wanneer is vergelijkende reclame toegestaan?

balans-vergelijken.jpgLaatst zag ik weer een reclame waarin het product met dat van “de concurrent” vergeleken wordt, en men nadrukkelijk zijn best deed de naam daarvan niet te noemen. Dat is gek, want vergelijkende reclame is in Nederland al een hele tijd toegestaan. Ook als je daarbij expliciet namen of merken van concurrenten noemt. De eis is alleen dat de vergelijking eerlijk is.

Vergelijkende reclame is iedere vorm van aanprijzen waarbij je een product of voordelen daarvan afzet tegen die van concurrenten. Het kan gaan om een prijsvergelijking, maar ook “gaat het langste mee” of andere vormen van vergelijking tellen mee. Een eerlijke vergelijking moet kloppen, en op feiten gebaseerd zijn.

Een prijsvergelijking is de gebruikelijkste vorm van vergelijkende reclame. Echter, wie zichzelf als de goedkoopste wil neerzetten, zal zich concreet moeten vergelijken of een laagsteprijsgarantie moeten geven: is het elders goedkoper, bij ons krijgt u het verschil terug. Zonder een dergelijke concrete analyse is een vergelijking op prijs eigenlijk niet op eerlijke wijze mogelijk. De neiging is dan vaak om zo’n vergelijking met allerlei voorwaarden in te gaan kleden (internetwinkels tellen niet, aanbiedingen tellen niet, binnen 20 km van onze winkel, et cetera) maar hoe meer je daarmee de garantie inperkt, hoe eerder de reclame toch weer verboden wordt.

Een variant op vergelijkende reclame is jezelf presenteren als alternatief. Wel moet je heel goed uitkijken dat je je dan ook écht als alternatief presenteert, door expliciet je naam te noemen en aan te geven waarom jouw product zo goed is. De advertentie “Toe aan een Nieuw Matras?” bij Google-zoekresultaten voor het matrasmerk Tempur was legaal, omdat uit de tekst (“Bestel Medicomfort Matras. Tot 40% Goedkoper dan de andere Topmerken!”) duidelijk was dat het hier niet ging om Tempur maar een concurrent. Belangrijk was wel dat de eigen merknaam werd genoemd. Een advertentie à la “Bestel snel een topmatras, tot 40% goedkoper” is dubieus want in die context zou de lezer kunnen denken dat hier Tempur-matrassen worden verkocht. Zwijgen over je afkomst of eigen productnaam maakt het dus merkinbreuk.

Een vergelijkende reclame kan op een spottende manier verwijzen naar de concurrent. Dat mag, maar wees er wel heel voorzichtig mee. Het kan snel worden gezien als merkinbreuk. De rechter keurde in 2005 een reclame van Burger King af waarin men de bekende Ronald McDonald-clown in een grijze regenjas een Whopper zag bestellen. Creatief gevonden maar té denigrerend voor dit icoon van de McDonald’s.

Een niet serieus te nemen vergelijking is dan weer wel toegestaan, ook als deze objectief gezien niet klopt. In het algemeen zijn “gebruikelijke overdrijvingen” in reclame toegestaan omdat iedereen snapt dat dat onzin is. “De allerbeste ter wereld” is een vergelijkende reclame maar geen mens die daar een objectief onderzoek bij vermoedt.

Wat voor mij nog niet helemaal duidelijk is, is hoe ver je mag gaan met voorbehouden: “Tot 40% goedkoper dan de concurrent”. Betekent dit “tachtig procent van mijn prijzen zijn 40% lager? Of “mijn modale prijs is 40% goedkoper”? Of “ik heb ergens één product waar ik geld op toeleg zodat ik 40% goedkoper ben, verzendkosten niet meegerekend, en bij de rest ben ik duurder”? Hoe zouden jullie dat opvatten?

Update Meer weten over vergelijkende reclame en andere aspecten van online adverteren? Teken dan nu in voor ons nieuwste boek Reclame: Deskundig en praktisch juridisch avies dat op 24 september zal verschijnen.

Arnoud