Ik wil niet in het smoelenboek!

smoelenboek-frankwatching.pngVrijwel ieder bedrijf krijgt het op zeker moment: een smoelenboek op intranet. Handig om je collega’s te kunnen herkennen. Maar niet iedereen wil graag met naam en vooral met foto in dat smoelenboek. Zo’n publicatie kan voelen als een privacyschending. Maar is het dat ook?

Het College Bescherming Persoonsgegevens is duidelijk: een werkgever mag alleen foto’s in een smoelenboek zetten als daar toestemming van de geportretteerde voor is. Dat is inderdaad de hoofdregel uit de wet (artikel 8 Wet bescherming persoonsgegevens). Maar er is een uitzondering: als de werkgever een aantoonbare noodzaak heeft die zwaarder weegt dan je privacy, dan mag de werkgever zonder je toestemming die foto gebruiken.

Nu lijkt het me wenselijk en belangrijk dat collega’s elkaar leren kennen, en of ze dat nu bij het koffieapparaat doen of via intranet, maakt voor mij niet uit. Maar of dat genoeg is om de privacy opzij te zetten? Ik weet het niet.

Een smoelenboek op intERnet vereist eigenlijk altijd toestemming. Het “zwaarwegend belang” zal hier maar zelden bestaan, behalve misschien bij mensen met een zeer publieke functie heeft waarbij de herkenbaarheid voor het publiek essentieel is voor het bedrijf. Denk aan een management- of een public-relationsfunctie.

Een complicatie bij smoelenboeken dat foto’s als gevoelige persoonsgegevens gezien kunnen worden: je kunt erop zien van welk ras iemand is, en vaak ook of hij een bepaalde ziekte of medische beperking heeft. Dergelijke gegevens mag je als bedrijf helemaal niet verwerken, tenzij “met het oog op de identificatie van de betrokkene” (dus een pasfoto op de toegangspas mag wel), dit geschiedt met uitdrukkelijke toestemming of de betrokkene zelf de gegevens “duidelijk openbaar” heeft gemaakt.

Alles bij elkaar denk ik dat je als bedrijf dus maar beter te allen tijde toestemming kunt vragen van de medewerkers voordat je hun foto op intranet (laat staan internet) kunt zetten.

Hebben jullie een smoelenboek op intra- dan wel internet? En hoe is dat gegaan met toestemming?

Arnoud

Mogen bedrijven gebruik van sociale media ‘beteugelen’?

‘Werknemers kunnen hun werkgever ernstige schade berokkenen door het gebruik van sociale media. LinkedIn, Facebook of Twitter leggen bedrijfsgevoelige informatie bloot, zoals cv’s, zakelijk netwerk of klantenbestand’, zo opende een column in het Financieele Dagblad vorige week (via GeenStijl). De strekking: verbied al die sociale shizzle of ga er in ieder geval keihard bovenop zitten met je arbeidsreglement, want anders kan je bedrijf er wel eens aan onderdoor gaan.

Bij Recruitment Matters wordt alvast hard gelachen om deze naïeve advocaat, maar laten we hier eens inhoudelijk kijken. Welke grenzen gelden er bij sociale media en het werk?

Er is nog geen rechtszaak over gevoerd, maar het actief benaderen van oude klanten kan op deze manier zomaar onrechtmatig zijn. Vallen socialemediavrienden ook onder de beperkingen van een relatiebeding, waarin staat dat je geen zakenrelaties mag benaderen na einde dienstverband?

In theorie kan dat ja. Het is toegestaan om werknemers te verbieden om na afloop van het dienstverband actief onder je eigen klanten (relaties) te gaan werven voor zijn nieuwe werk. Of hij dat nu via Linkedin, e-mail, brieven, telefoongeheugen of de KVK-netwerkborrel doet, maakt niet uit. Wel moet het relatiebeding schriftelijk afgesproken zijn (art. 7:653 BW).

Het is dus niet toegestaan om ineens iedereen via een IT-reglement te melden dat je niet met klanten mag krabbelen of relaties aan je Linkedin mag koppelen. Maar als het schriftelijk in je arbeidscontract staat, dan zit je daar aan vast.

Een doeltreffend socialemediabeleid moet ook het bedrijfskapitaal beschermen. Enkele suggesties. Blokkeer sites als Twitter, LinkedIn of Facebook. Dat zal de arbeidsproductiviteit zeker ten goede komen.

Op zich is het natuurlijk toegestaan om sites te blokkeren – sterker nog, het is niet verplicht voor werkgevers om mensen toegang te geven tot internet of e-mail. Maar of het doeltreffend is? Dat lijkt me niet; mensen zijn zó gewend aan die middelen dat je alleen maar frustratie veroorzaakt en dat is bepaald niet goed voor de arbeidsproductiviteit.

Een alternatief voor blokkeren is monitoren, zodat je ‘goed’ gebruik kunt toestaan maar kunt ingrijpen als er ‘slechte’ dingen gebeuren. Alleen, je mag als werkgever internetgebruik niet zomaar monitoren, zeker niet wanneer dat persoonsgericht gebeurt. Volgens de privacywet is daarvoor een gerede verdenking richting die persoon nodig.

Voor Twitter en Hyves geldt dit privacypunt minder. Wat je voor iedereen zichtbaar op dergelijke media plaatst, is ook voor je werkgever leesbaar. En staat daar iets dat hem duidelijk schaadt, dan heb je toch echt een probleem.

Als een werknemer toch zijn profiel op zo’n site wil achterlaten, laat hem dan slechts in algemene zin naar buiten treden over zijn of haar werkzaamheden: zijn of haar exacte functie en werkzaamheden zijn vertrouwelijk. Ook mag de werknemer op het profiel niet aangeven welke opleidingen hij op kosten van de werkgever gevolgd heeft. Dat maakt hem alleen maar aantrekkelijk voor headhunters, en schept verplichtingen naar andere personeelsleden.

Natuurlijk mag je geen bedrijfsgeheimen publiceren op een profielensite, maar functie-informatie als bedrijfsgeheim? Oeps, dan zou ik maar gauw “company confidential” op je visitekaartjes laten zetten.

Het stukje over opleidingen heeft ergens een kern van waarheid, maar het lijkt me dat het aan de werknemer is of hij een gesponsorde opleiding wil noemen naar zijn collega’s. En als je sommige werknemers wel en andere niet zo’n opleiding wilt toestaan, dan zul je toch echt beleid moeten maken met de criteria. Die ‘verplichtingen’ kun je daarmee pareren.

En over headhunters: ik mag hopen dat mijn werknemers aantrekkelijk zijn voor headhunters. Je hebt echt een probleem als geen enkele headhunter je personeel zou willen hebben, toch?

Verbied de werknemer om actief klanten te benaderen via sociale media. Als het dienstverband beëindigd wordt, moet de werkgever kunnen controleren met welke klanten de werknemer via sociale media een relatie is aangegaan. De werknemer mag tot twee jaar na het dienstverband geen zakelijke contacten onderhouden met deze klanten.

Hier komen we dus terug op het punt rond relatiebedingen dat ik hierboven ook al noemde. Op zich mag dit inderdaad.

Wel roept dit soort bedingen snel lastige vragen op: is een Linkedincontact een ‘actieve’ relatie? En als ik mijn status update en die relatie leest dat in zijn wekelijkse Linkedinspamupdatemail, ben ik dan actief met hem aan het praten?

Die periode van twee jaar is wel meteen het maximum dat je kunt eisen volgens de jurisprudentie.

Tot slot kan worden afgesproken dat uitlatingen die niet in het belang zijn van de werkgever zo veel mogelijk moeten worden afgeschermd. Sociale media bieden genoeg mogelijkheden om informatie alleen te openbaren aan een selecte groep. De meer vergaande beperkingen of voorwaarden aan het gebruik van sociale media kunnen het best direct met de werknemer worden overeengekomen.

Dit gaat me echt te ver. “Niet in het belang” van de werkgever is nog geen reden om zomaar alles te kunnen verbieden. Je bent als werknemer verplicht je als “goed werknemer” (art. 7:611 BW) te gedragen. Ook al staat iets dus niet expliciet in de wet, als een goed werknemer dat niet zo doen dan behoor jij dat ook niet te doen. Op zich zijn er dus dingen die je moet laten om dat je daarmee de belangen van je werkgever schendt.

Daar staat tegenover dat óók de werkgever zo’n plicht heeft: inderdaad, die moet goed werkgever zijn (zelfde artikel). Zó hard bovenop alle sociale media zitten, lijkt me niet in het belang van de werknemer – en daarmee indirect ook niet in het belang van de werkgever zelf.

Meelezende werkgevers vinden bij Frankwatching een veel betere analyse van de problemen en mogelijke oplossingen.

Arnoud

Doorzoeken van een bedrijfspc mag niet zomaar

Ik ken een paar werkgevers die nu gaan schuimbekken. Je geeft je werknemers een PC te leen, die gaan ze dan een beetje privé zitten gebruiken en dan mag je er niet eens meer in zoeken als blijkt dat die werknemers disfunctioneren. Maar dat is toch echt waar deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op neerkomt. Het ging hier om tuchtrecht voor accountants, maar tussen de regels door zie je duidelijk dat het College afkeurt dat er in privé gebruikte apparatuur wordt gezocht als daar geen héél goede reden voor is.

Een ambtenaar werkte als systeembeheerder bij een gemeente. Ze werd geschorst omdat ze zonder toestemming van B&W een personal computer met toebehoren, eigendom van de gemeente, bij haar thuis had geplaatst. Om redenen die me niet helemaal duidelijk zijn, werd vervolgens de fraudeafdeling van Deloitte losgelaten om die computer te doorzoeken.

De ambtenaar vocht de schorsing aan, en diende ook een klacht in tegen de onderzoeker. Die was accountant, en dus onderworpen aan hun tuchtrecht. Van een accountant mag in rapportage verwacht worden dat deze objectief, neutraal en volledig is. Maar daarvan was hier geen sprake:

Het onderzoek was immers juist gericht op het – totale – gebruik van de personal computer. Bij een feitelijke weergave van de aangetroffen computerprogramma’s is het niet aan betrokkene een keuze te maken in wat hij wel of niet opneemt in zijn rapportage. Bovendien heeft hij met de opsomming, zoals opgenomen in het rapport, de indruk gewekt een volledige weergave te hebben gegeven. Uit het rapport blijkt geenszins dat dit slechts een beperkte weergave behelst. … Betrokkene heeft er hiermee blijk van gegeven op selectieve wijze te rapporteren, hetgeen hem tuchtrechtelijk aan te rekenen is.

Belangrijker, hij had deze PC niet zomaar mogen doorzoeken, omdat de PC thuis stond en niet (via VPN of anderszins) aangesloten was op het bedrijfsnetwerk.

Betrokkene heeft de computer behandeld als een werk-computer, deel uitmakend van het computer-netwerk van de werkgever. Nu hiervan evenwel geen sprake was, had betrokkene meer terughoudendheid moeten betrachten bij het onderzoeken van het privé-gebruik van de computer.

En die regel geldt ook voor gewone werkgevers. Ook op het werk heb je recht op privacy, en dat betekent dat je als werkgever niet zomaar mag gaan snuffelen in de spullen die je werknemers ter beschikking stelt.

Arnoud

Laptop kopende agent ongeschikt voor functie

diefstal-theft-politie.jpgJe koopt een laptop die gestolen blijkt, en vervolgens raak je je baan kwijt. Kan dat? Ja dat kan, tenminste als je observant bij de politie bent. Dan toont zo’n aankoop aan dat je niet goed kunt observeren en dus “geen goed ambtenaar” bent (art. 72 lid 2 Barp). Dat oordeelt de rechtbank Rotterdam bij een beroepzaak tegen een overplaatsing naar de geüniformeerde dienst.

De ambtenaren hadden gereageerd op een advertentie op Marktplaats voor een laptop (‘nieuw in doos nooit gebruikt”) voor ” 800. Deze moest worden afgehaald bij een belwinkel, maar wel na sluitingstijd. De laptop zat verpakt in folie in de doos met de bijbehorende garantiebewijzen. De verkoper had erbij gemeld dat hij een partij laptops in België had gekocht. Er werd geen aankoopbon gekregen of gevraagd.

Daarbij in aanmerking genomen de status van de buurt waarmee eisers vanuit hun werk als observant bekend waren, had van eisers mogen worden verwacht dat zij alert waren geweest op de risico’s die zij met de aankoop liepen, en dat zij van de koop hadden afgezien, ofwel dat zij nader onderzoek hadden gedaan naar de herkomst van de laptop.

Op basis van dit alles oordeelt de rechtbank dat de ambtenaren toch wel enige argwaan hadden moeten hebben. Dit waren dubieuze omstandigheden, en als politie-agent behoor je dan terughoudend te zijn. Omdat dat niet is gebeurd, is het begrijpelijk dat ze uit hun functie worden gezet:

Daarbij heeft verweerder belang kunnen hechten aan de omstandigheid dat het doel van de functie van medewerker van het observatieteam is het stelselmatig observeren ten behoeve van de opsporing van stafbare feiten. Juist op dit punt, het herkennen en inschatten van de situatie zijn eisers tekort geschoten, terwijl van hen juist extra alertheid mocht worden verwacht.

Oftewel: als een agent/observant laat zien dat hij niet goed is in het observeren van een mogelijke strafbare transactie, dan is hij niet geschikt voor het werk. Zit wat in.

Arnoud

Mail geen geheime bedrijfsdocumenten naar jezelf

attachment-bijlage-mail-email-doorsturen-geheim.jpgVertrouwelijke documenten naar jezelf forwarden is niet handig, zeker niet als je kort daarna ontslagen wordt en vervolgens tegen je ex-werkgever meldt dat je een artikel gaat publiceren over het soort producten dat in die documenten beschreven wordt. Dat ondervond een man uit Spijkenisse toen zijn ex-werkgever hem voor de rechter sleepte wegens schending van de geheimhoudingsbepaling uit zijn arbeidscontract.

De arbeidsovereenkomst was maar van korte duur: nog in de proeftijd werd hij weer ontslagen. Kort daarna stuurde de ex-werknemer een mail dat hij een studie zou publiceren over roerpropellersystemen, precies het soort producten dat het bedrijf zelf ook maakte. De ex-werkgever was daar niet blij mee, en vermoedde dat in die studie geheime informatie over hun systemen zou verschijnen. Na enige discussie bleek dat de ex-werknemer wel bereid zou zijn de studie in te trekken als de werkgever een bedrag zou betalen. Dat was zo te lezen de druppel, en de ex-werkgever stapte naar de rechter met een beroep op de geheimhoudingsclausule in zijn contract.

De ex-medewerker had bedrijfsdocumenten, waaronder stukken met de aanduiding “internal”, naar zijn privé mailadres gestuurd. Hij verklaarde zelf dat dit “ter voorbereiding van werkbesprekingen de volgende dag” was en dat hij niet van plan was iets te gebruiken daaruit in de studie, maar daar lijkt de rechter weinig geloof aan te hechten.

De rechter wijst het gevraagde publicatieverbod toe, maar beperkt het wel sterk. Je kunt iemand niet verbieden om “zich negatief over [het bedrijf] uit te laten”, ook niet als hij ex-werknemer is. Een verbod is

slechts gerechtvaardigd voor zover het gaat om uitlatingen waarmee de geheimhoudingsplicht van [gedaagde] wordt geschonden. Onderzocht moet dus worden of er gegronde vrees bestaat dat [gedaagde] onder het geheimhoudingsbeding vallende informatie openbaar zal maken.

De rechter concludeert op basis van de feiten van de zaak dat die gegronde vrees er inderdaad is. De werknemer had tijdens het dienstverband niets gezegd over de studie, hij had bij het afscheid niets gezegd over de geheime documenten en hij was na het ontslag erg negatief. Dat maakte het achteraf gezien allemaal wel erg toevallig.

Als laatste had de ex-werknemer nog gemeld dat hij zich als klokkenluider zag, oftewel misstanden aan de kaak wilde stellen en daarvoor die geheime documenten nodig zou hebben. Dat is op zich een argument, maar:

[gedaagde] is geen journalist of wetenschapper, de beoogde publicatie betreft een commercieel rapport dat slechts tegen betaling en aan belangstellenden (naar valt te verwachten: uit de branche) en niet aan een breed publiek ter beschikking wordt gesteld. Dat enig maatschappelijk belang openbaarmaking op die wijze van onder het geheimhoudingsbeding vallende gegevens vereist, is onvoldoende gebleken. Bovendien kan uit het feit dat [gedaagde] zich bereid heeft verklaard tegen vergoeding van publicatie van de betreffende gegevens af te zien, worden afgeleid dat de gestelde maatschappelijke verantwoordelijkheid ook voor [gedaagde] zelf geen principieel punt is.

Nou is de opmerking “is geen journalist” wat raar want iedereen is journalist, maar bij het uitbrengen van een commercieel rapport onder een beperkte groep lijkt me de nieuwswaarde inderdaad niet zo hoog.

Arnoud

Mijn Linkedin-profiel moet in onze huisstijl!

Een lezer vroeg me:

Ik heb al jaren een Linkedin profiel. In het kader van de online marketing strategie eist mijn werkgever nu dat ik dit profiel aanpas aan een bepaalde Linkedin huisstijl. Ik voel me daar niet prettig bij; mijn Linkedin profiel is toch van mij en niet van mijn werkgever? Kunnen ze dit eisen?

Er is een algemene wettelijke regel dat je je als “goed werknemer” moet gedragen. Daar kan alles onder vallen, mits het redelijk is dat dat er onder valt. Op zich lijkt me de regel “zakelijke uitingen moeten conformeren aan de huisstijl” wel redelijk. Zo kan men eisen dat je een bepaalde signature onder je mail hangt of dat je je Powerpoints van een bepaald template voorziet.

Bij Linkedin heb ik een beetje een dubbel gevoel. Ja, daar staat de bedrijfsnaam bij dus dat is wellicht te zien als zakelijke uiting. Maar het is uiteindelijk /jouw/ profiel en niet dat van je werk. Als je op een borrel vertelt dat je bij bedrijf X werkt, moet je dan ook meteen de corporate missie & visie erbij vertellen en een stropdas om?

Arnoud

Bedrijfssoftware voor eigen doeleinden gebruiken: reden voor ontslag

Hela, een zinvolle disclaimer. Stel je werkt bij een bedrijf en je krijgt elke ochtend deze tekst in een popup voor je neus:

This computer system is owned by Kennametal Inc. The entire System, including all related equipment, networks and network devices, is provided for authorized Kennametal business use and all use should be consistent with that purpose. Use of the System constitutes consent to monitoring of any activity of communication by Kennametal Inc. During monitoring, information on the System may be examined, recorded, copied and used for other authorized purposes. Unauthorized or improper use of the System may subject user tot disciplinary action, up to and including termination.

Zou je daarvan onder de indruk raken? Ik zou zelf vooral geïrriteerd zijn na de eerste drie dagen en een programmaatje installeren dat de popup meteen wegklikt, maar voor de werkgever in dit vonnis was het een goed argument in een ontslagzaak. De werknemer bleek namelijk diverse malen de software van Kennametal gebruikt te hebben om voor eigen rekening en tegen betaling gereedschappen te ontwerpen voor derden. Iets dat ook precies is wat Kennametal doet.

Zoals de rechter het formuleert:

Deze handelwijze van [werknemer] kan niet gerechtvaardigd worden door de afwijzing van zijn (herhaalde) verzoek om salarisverhoging, daar een goed werknemer niet op deze wijze reageert op een dergelijke, voor hem teleurstellende afwijzing.

Het gevraagde ontslag wordt verleend, maar vanwege het 40-jarige dienstverband krijgt de man wel een vergoeding van 31.419,36 euro mee naar huis.

Via Boek9.nl.

Arnoud

Eigendom van een weblog, volgens de CAO

labor-werk-werknemer-arbeid-arbeidsovereenkomst.pngVan wie is deze blog eigenlijk, vroeg biblioblogger Gerard Bierens zich afgelopen week af. Hij was bij een seminar geweest waar was verkondigd dat “alle materiaal wat door de medewerkers geproduceerd wordt, of dat nu gebeurt onder werktijd of op de camping” eigendom zou worden van de HBO-instelling waar men werkzaam was. Dit zou zo in de HBO-CAO (Sinterklaastip: dat rijmt) vermeld staan. Dus kan een in vrije tijd onderhouden weblog dan toch ineens van de onderwijsinstelling zijn?

De tekst van de CAO (zipfile) vermeldt hierover

Artikel E-7 Auteursrechten en industriële eigendom<br/> De rechten op het auteurs-, octrooi- of kwekersrecht alsmede de baten voortvloeiend uit
  • het vervaardigen van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst in de zin van de Auteurswet,
  • het uitvinden van een nieuw voortbrengsel of een nieuwe werkwijze in de zin van de Rijksoctrooiwet of
  • het kweken of winnen van een ras waarop een kwekersrecht kan worden gevestigd als bedoeld in de Zaaizaad- en Plantgoedwet
komen toe aan de werkgever indien het vervaardigen, uitvinden, kweken of winnen door de werknemer in de uitoefening van zijn functie is of wordt verricht ten behoeve van de werkgever.

Dit lijkt sterk op de regels die al in artikel 7 van de Auteurswet zelf staan, namelijk dat

Indien de arbeid, in dienst van een ander verricht, bestaat in het vervaardigen van bepaalde werken van letterkunde, wetenschap of kunst, dan wordt, tenzij tusschen partijen anders is overeengekomen, als de maker van die werken aangemerkt degene, in wiens dienst de werken zijn vervaardigd.

De vraag wanneer nu sprake is van “het vervaardigen van bepaalde werken”, is een lastige. Er zijn twee makkelijke situaties: (1) het behoort tot je taakomschrijving dat je die werken zult maken, en (2) je krijgt een specifieke opdracht om die werken te maken. Maar hier is de situatie niet zo makkelijk: er is geen opdracht gegeven om te bloggen, er staat niets in het arbeidscontract over bloggen maar de blog heeft wel enige binding met het werk. En misschien wordt er wel eens geblogd onder werktijd. Dat geeft een groot grijs gebied.

Het is dan verstandig om aanvullende afspraken te maken. Dat kan individueel (als bijlage bij je arbeidsovereenkomst) maar ook collectief. Het is dus op zich rechtsgeldig om in een CAO te bepalen waar de auteursrechten komen te liggen. Echter, het criterium “ten behoeve van de werkgever” is wel erg breed, breder dan wat de Auteurswet zelf bepaalt in ieder geval. Alles dat positief afstraalt op de werkgever kan wel ten diens behoeve zijn.

In februari hadden we een vergelijkbare discussie over de TU/e, waarin mij verweten werd “alleen maar vanuit de student” te redeneren bij de vraag of de TU/e auteursrechten van studenten kan opeisen bij het inschrijvingsformulier. Immers -en ik citeer Alfons Laudy van Octrooicentrum Nederland: “Voor de universiteiten is van belang dat het onderwijs hanteerbaar blijft. En dat komt bij projectonderwijs onder druk te staan als de rechten van (deel)uitvindingen bij studenten liggen.”

Door alle rechten bij de instelling te leggen, blijft het inderdaad allemaal zeer hanteerbaar voor die instelling. Maar een zo algemene regel doet geen recht aan de situatie van vandaag waarin werknemers en studenten steeds meer werken zelf publiceren naast hun dienstverband. Het is eenvoudigweg niet meer redelijk om als instelling of werkgever alles toe te eigenen (met hooguit “er kunnen aanvullende afspraken worden gemaakt” want de bureaucratie is daar niet op ingesteld en de onderhandelingspositie van de werknemer te zwak). Een regeling zoals deze HBO-CAO verdient een expliciete uitzondering voor bloggen en andere duidelijk eigen activiteiten.

Arnoud

Linkedin versus het relatiebeding

linkedin-connecties-contacten.pngEen lezer mailde me:

Linkedin lijkt in veel opzichten op het visitekaartjesboek dat iedere commerciële man vroeger bijhield. Niets zo handig als je klanten en relaties daarin bijhouden. Maar wat nu als je weggaat bij je huidige bedrijf, moet je dan je Linkedin-profiel opschonen? Of kan je baas zelfs eisen dat je het profiel moet opheffen?

Veel arbeidscontracten hebben een zogeheten relatiebeding, een clausule die je verbiedt om gedurende een zekere tijd met relaties (klanten of opdrachtgevers) van je werkgever in zee te gaan. Hier zitten grenzen aan, maar in principe mag een werkgever zo’n eis stellen. Wel moet het relatiebeding schriftelijk afgesproken zijn (art. 7:653 BW).

Het lijkt mij dat als je afspreekt je “oude” relaties niet meer te benaderen na ontslag, je dat ook niet via Linkedin (of Hyves of Xing of Facebook) mag doen. Het technisch middel doet er niet toe, waar het om gaat is wat jij als ex-werknemer doet: probeer je oude relaties mee te nemen naar je nieuwe werk? Zo ja, dan overtreed je het relatiebeding. Update het Hof Arnhem vindt dat ook:

zal het hof de gedeeltelijke schorsing van het concurrentiebeding zo formuleren dat het [A] verboden is (blijft) zakelijk contact te onderhouden met klanten van Smeba. Daarbij maakt het niet uit van wie dat contact uitgaat en waarover het contact gaat, zodat ook het hebben van contact via een zakelijk netwerkmedium als LinkedIn onder dat verbod valt. Alleen contact dat zuiver in de privésfeer ligt valt niet onder het verbod.

Natuurlijk wil contact via Linkedin niet automatisch zeggen dat je ze weghaalt bij je ex-werkgever of opdrachten bij ze probeert los te krijgen. Koen Roozen wijst er bij Ikki bijvoorbeeld op dat “een online profiel updaten iets heel is anders dan het “actief en stelselmatig benaderen van zakelijke relaties’.” Je status aanpassen bij Linkedin, of je nieuwe werkgever in je profiel zetten, lijkt me nog geen overtreding.

Maar afhankelijk van hoe het beding is geformuleerd, kan zo’n contact toch een overtreding van het relatiebeding zijn. Iedereen een mailtje sturen met de mededeling dat je weg bent maar bij je nieuwe werk dezelfde kwaliteit werk wilt leveren zou ik bijvoorbeeld riskant vinden. De ondertoon is “kom met me mee” en dat is nu net wat een relatiebeding bedoelt tegen te houden.

Bouw je dus tijdens een dienstverband een Linkedin-netwerk op, en heb je een relatiebeding in je arbeidscontract, ga dan goed na of dat netwerk daaronder valt. En zo ja, dan zou ik daar expliciete afspraken over maken met je werkgever. Je zou bijvoorbeeld tegen het einde van je dienstverband kunnen aanbieden dat hij door je netwerk heen mag lopen en zijn belangrijke klanten eruit kan laten halen, zodat hij gerustgesteld wordt dat jij die niet meteen zult benaderen. En als je dat op schrift zet, kan hij achteraf moeilijk nog protesteren als je de rest van je netwerk gaat benaderen.

Update (21:09) in het Financieel Dagblad staat een stuk van Astrid Helstone en Eva Visser (advocaten bij Stibbe) waarin ze onder andere betoogt dat het enkele updaten van een Linkedinprofiel geen schending van een relatiebeding is onder Nederlands recht. Importeren van de CRM-database naar je Linkedinprofiel is daarentegen wel verboden.

Arnoud

Regelen, dwingen en alles daar tussen in (gastpost)

rules-broken-cones-pilonnen.pngDe doorsnee consument heeft doorgaans een verkeerde opvatting over de rechten en plichten van de tegenpartij en zichzelf. Grofweg zijn er twee groepen consumenten. De eerste groep consumenten neemt klakkeloos aan dat ze aan alles gebonden is wat de wederpartij opgenomen heeft in de algemene voorwaarden. En daarbij maakt het niet uit hoe onredelijk de wederpartij is. De tweede groep consumenten weet wel beter, maar zij hebben weer de opvatting dat de wederpartij aan iedere wetsartikel gebonden is, oftewel daar nooit vanaf mag wijken. Om duidelijk te maken dat dit niet zo is, heb ik deze keer een stukje geschreven over het verschil tussen regelend en dwingend recht.

Nederland kent een contractuele vrijheid voor haar burgers. Dat houd in dat partijen de vrijheid hebben om zelf te bepalen met wie en onder welke voorwaarden ze handelen. Als partijen over een bepaald onderwerp geen voorwaarden hebben afgesproken dan gelden de wettelijke bepalingen, die als geheel regelend recht genoemd worden. De contractuele vrijheid wordt begrensd door het half-dwingend recht en het dwingend recht en zo wordt misbruik van onderhandelingspositie tegengegaan. Dwingend recht wil zeggen die wettelijke bepalingen waar nooit van afgeweken mag worden, terwijl bepalingen waar enkel onder bepaalde voorwaarden van mag worden afgeweken bekend staan als half-dwingend.

Consumentenrecht

Voor het burgerlijk wetboek geldt dat wetsartikelen onder regelend recht vallen tenzij is aangegeven dat er niet of slechts onder bepaalde voorwaarden van mag worden afgeweken. Een voorbeeld:

Noch van de artikelen 231-244, noch van de bepalingen van de in artikel 239 lid 1 bedoelde algemene maatregelen van bestuur kan worden afgeweken. De bevoegdheid om een beding krachtens deze afdeling door een buitengerechtelijke verklaring te vernietigen, kan niet worden uitgesloten.

Dit artikel komen we tegen in boek 6 van het Burgerlijk Wetboek onder artikelnummer 246. Het is een voorbeeld van dwingend recht omdat dit artikel er voor zorgt dat er onder geen enkele voorwaarde mag worden afgeweken van de artikels alsmede de algemene maatregelen van bestuur waar naar verwezen wordt. Een voorbeeld van half-dwingend recht komen we tegen in artikel 6 van boek 7; de eerste twee leden vermelden:

  1. Bij een consumentenkoop kan van de afdelingen 1-7 van deze titel niet ten nadele van de koper worden afgeweken en kunnen de rechten en vorderingen die de wet aan de koper ter zake van een tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen van de verkoper toekent, niet worden beperkt of uitgesloten.
  2. Lid 1 is niet van toepassing op de artikelen 11, 12, 13, 26 en 35, doch bedingen in algemene voorwaarden waarbij ten nadele van de koper wordt afgeweken van die artikelen, worden als onredelijk bezwarend aangemerkt.

    In die gevallen waar de consument een product koopt bij een bedrijf mag er niet van dit deel van de wet worden afgeweken, tenzij dit in het voordeel van de consument is of, in het geval van vijf van deze uitzonderingen, dit in de overeenkomst gebeurt.

    De vijf uitzonderingen regelen dat de verkoper:

    • verantwoordelijk is voor het product totdat dit bij u is bezorgd,
    • de kosten van het transport moet betalen,
    • wanneer kosten voor het transport of andere werkzaamheden in rekening mogen worden gebracht,
    • welk deel van de aankoopprijs als voorschot mag vragen en
    • of hij zomaar de aankoopprijs mag verhogen.
    Deze regels hebben enige overlap met het dwingend recht omtrent de algemene voorwaarden. Zo staat het verhogen van de prijs binnen drie maanden op de zwarte lijst onder nummer i. Voor de volledigheid meld ik dat er voor de wet koop op afstand aanvullende regels gelden en deze vallen onder half-dwingend recht vanwege artikel 7:46j BW.

    Naast het regelen van (half-)dwingend recht in een apart wetsartikel, komen we ook situaties tegen waarin dit gedaan wordt in het betreffende wetsartikel zelf. In dit geval wordt dat in een apart lid geregeld, zoals we dat o.a. kennen van het regresrecht dat winkeliers beschermt, of in de tekst zelf van een bepaling.

    Arbeidsrecht

    Het arbeidsrecht kent de grootste variantie op dit gebeid. Het kent ook driekwart- en tweederde dwingend recht. Hiervan mag wel worden afgeweken maar alleen als dit door een groep wordt gedaan. Van driekwart dwingend recht mag alleen worden afgeweken indien dit in een collectieve arbeidsovereenkomst of door een daarvoor bevoegd bestuursorgaan. Van tweederde dwingend recht mag worden afgeweken door middel van afspraken met de ondernemingsraad of de medezeggenschapsraad. Zoals je vast geraden had geeft de breuk aan hoe sterk dit recht wordt geacht. Als een afwijking van een tweederde dwingend recht strijdig is met driekwart dwingend recht, dan prevaleert de laatste.

    Zo kunnen werkgever en werknemers collectief dwingend regelen dat er niet mag afgeweken worden van de afspraken die collectief tot stand zijn gekomen. De wet op Collectieve Arbeidsovereenkomst maakt dit mogelijk middels artikel 12 dat het volgende omvat:

    1. Elk beding tusschen een werkgever en een werknemer, strijdig met eene collectieve arbeidsovereenkomst door welke zij beiden gebonden zijn, is nietig; in plaats van zoodanig beding gelden de bepalingen der collectieve arbeidsovereenkomst. (sic.)
    2. De nietigheid kan steeds worden ingeroepen door elk der partijen bij de collectieve arbeidsovereenkomst.

      Tot slot nog een voorbeeld waar het dwingende karakter blijkt uit de tekst van de bepaling zelf. Hiervoor kunnen we kijken naar art 7:613 BW:

      De werkgever kan slechts een beroep doen op een schriftelijk beding dat hem de bevoegdheid geeft een in de arbeidsovereenkomst voorkomende arbeidsvoorwaarde te wijzigen, indien hij bij de wijziging een zodanig zwaarwichtig belang heeft dat het belang van de werknemer dat door de wijziging zou worden geschaad, daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.

      Dit moet wel onder dwingend recht vallen, want anders zou je met een beding in de algemene voorwaarden hier heel gemakkelijk van afwijken. Je neemt dan simpel weg als voorwaarde op dat je er van af mag wijken en wijkt daarna er direct vanaf.

      Alex de Kruijff
      Alex is een ingenieur die elektronica en informatica heeft gestudeerd en juridische interesse heeft. Op zijn website kun je artikels over het besturingssysteem FreeBSD vinden, die je helpen bij het configureren er van.