Al te hard auteursrechtelijk blaffen eindelijk eens aangepakt

zonnepanelen-breuk-inbreuk.jpgDat je geen artikelen of foto’s integraal mag herpubliceren zonder toestemming (behoudens soms citaatrecht), zouden de meeste mensen wel moeten weten zou je denken. De praktijk is echter anders: bijna dagelijks krijg ik mails van mensen die een claim van een of andere fotograaf of andere auteursrechthebbende aan de broek hebben. Bekende partijen die dit doen zijn Getty Images (Van der Steenhoven advocaten), Cozzmoss (Banning Advocaten) en diverse fotografen vertegenwoordigd door i-EE advocaten.

Nou valt er over het principe “mag niet” weinig te twisten: hoewel dat anders zou moeten, is de wet de wet – en die zegt dat je toestemming moet vragen. Lukt dat niet, om welke reden dan ook (al is het maar dat de auteur onbekend is) dan heb je gewoon dikke pech. Het probleem dat ik heb met zulke claims is dat er wel met een heel grote hark wordt geschreven. De grootste boosdoener is de volledige proceskostenvergoeding: volgens de wet heeft een rechthebbende recht op vergoeding van de werkelijke rekening van zijn advocaat als hij wint. En zo’n rekening kan rustig enkele duizenden euro’s zijn.

Ook discutabel is de manier waarop rechthebbenden hun schade uit de duim zuigenberekenen. In principe heb je volgens de wet alleen recht op een vergoeding van daadwerkelijke schade. En die is niet hetzelfde als het geldbedrag dat je grootste opdrachtgever ooit eens betaalde voor een ander artikel. Het moet gaan om de in de markt gebruikelijke tarieven voor dergelijke werken. En een opslag “voor gederfde exclusiviteit” of “ter afschrikking” mag al helemaal niet. Dat is een verkapte boete, en boetes zijn tegen de wet in het civiele recht.

En ja, dat stoort mij buitengewoon. Wie nu zegt dat ik dus auteursrecht wil afschaffen, kan jeuk krijgen: het gaat me erom dat rechthebbenden consequent een veel te grote broek aantrekken met die claims en dat deze wijze van handhaving tegen de wet is maar dat rechthebbenden er regelmatig mee wegkomen. En dat allemaal onder het motto “het auteursrecht moet beschermd tegen internetgraaiers”.

Van een recent vonnis werd ik toch even vrolijk: géén hoge opslagen, geen boetes voor schending auteursrecht en geen tweeduizend euro advocaatkosten voor de gedaagde.

Een bedrijf had een artikel uit de krant over een door haar ontwikkeld kozijnensysteem met zonnepanelen gepubliceerd, inclusief de foto die de krant daarbij had gepubliceerd. De fotograaf diende daarom een claim in: dit was immers schending van het auteursrecht. (Tip aan bedrijven: als je een krant een interview geeft, beding dan het recht het artikel inclusief foto op de eigen site te publiceren. Schriftelijk.) De fotograaf claimde ” 280 aan gebruiksrecht plus ” 250 aan kosten handhaving, maar hij was bereid het voor ” 900 euro af te doen.

Vervolgens meldt het vonnis dat “[gedaagde] tevergeefs diverse pogingen ondernomen om in der minne tot een oplossing met de gemachtigde van [eiser] te komen”. Kennelijk was de fotograaf niet bereid tot enig zakken, want de volgende stap (een klein jaar later) was een dagvaarding waarin een kleine drieduizend euro werd geëist – waarvan 840 euro schadeclaim en 2000 euro advocaatkosten.

De rechter maakt daar echter gehakt van. Hij begint met op te merken dat 280 euro hem redelijk voorkomt. Opmerkelijk genoeg hanteert hij daarbij de richtprijzen fotografie 2010, die echter geen enkele status hebben omdat ze niet door een brancheorganisatie zijn uitgegeven of op enig onderzoek zijn gebaseerd. (En ze mógen niet door een brancheorganisatie worden uitgegeven, omdat dat een verboden prijsafspraak oplevert.) Omdat de gedaagde de foto meteen heeft verwijderd, vindt de rechter die 280 euro echter toch wat hoog, en matigt deze naar 200 euro.

De 560 euro voor “vermindering van exclusiviteit” wordt afgewezen omdat dit niet is onderbouwd. Dit is correct: die 560 euro is gewoon een opslag (2x de 280 euro) en geen daadwerkelijke schade. En hoe je “exclusiviteit vermindert” oftewel je foto minder verhandelbaar wordt omdat iemand die overneemt, ontgaat me volledig. Je auteursrecht blijft toch bestaan?

De advocaatkosten van ” 2.078,48 worden ook afgewezen. Waarom, zo vraagt de rechter zich retorisch af, heeft deze fotograaf niet eerst zelf een briefje gestuurd maar meteen een advocate laten blaffen? En waarom is die dan “” 900,– (!)” gaan eisen als de schade 280 euro is?

Gelet op het verloop van de daarop volgende gebeurtenissen kan alleen maar geconcludeerd worden dat door de opstelling van [eiser] en/of zijn gemachtigde het door [gedaagde] gewenste minnelijke overleg geen doorgang gevonden heeft en het tot deze procedure gekomen is. Conclusie: wat [eiser] meer gevorderd heeft dan voormeld bedrag ad ” 200,–, inclusief BTW wegens derving licentie-inkomsten, moet worden afgewezen.

De fotograaf krijgt dus 200 euro, en geen cent meer. Die 2078 euro advocaatkosten mag hij zelf betalen. Oh, en hij mag óók de juridische kosten van de gedaagde betalen. Die zijn 50 euro omdat hij zichzelf verdedigd had. Had hij een advocaat een weerwoord laten schrijven, dan had diens rekening naar de fotograaf gekund.

Een mooi voorbeeld van hoe het hoort te gaan in de rechtspraak. Een rechthebbende die te veel eist, kan dus zomaar de proceskosten van de inbreukmaker op zijn bordje krijgen. Wel zal de inbreukmaker bereid moeten zijn om een redelijke vergoeding te betalen.

Arnoud

Het volgen van de volgers van een concurrent

mediavacatures.pngEen oudere domeinnaam kan worden opgeëist door een jongere handelsnaamhouder, maar dan moeten er wel bijzondere omstandigheden zijn. Dat blijkt uit een vonnis in kort geding van de rechtbank Amsterdam over Mediavacature.nl (2006) en mediavacatures.nl (2002). Maar het volgen van volgers van de concurrent op Twitter is daarentegen niet verboden, tenzij je “op slinkse wijze” klanten van de concurrent “weglokt” door verwarring te scheppen over jouw identiteit versus die van de concurrent.

Domeinnaamhouders hebben vaak het idee dat hun oudere domeinnaamregistratie ze beschermt tegen acties van latere merk- of handelsnaamhouders. Omgekeerd denken handelsnaam- of merkhouders nog wel eens dat ze alles kunnen opeisen omdat zij een juridisch recht hebben. De waarheid ligt in het midden. De wet gaat uit van de merk of handelsnaam en bekijkt dan of daar inbreuk op gepleegd wordt. De datum van registratie van de domeinnaam kan daarbij een factor zijn, maar is op zichzelf niet doorslaggevend.

In dit geval kon de eiser aantonen dat hij vanaf najaar 2006 met de handelsnaam Mediavacature.nl (zonder s) opereerde. Hij had facturen, offertes, persberichten en dergelijke overlegd waar deze handelsnaam op stond. En zo hoort het. Handelsnaamgebruik bewijs je door daadwerkelijk met die naam naar buiten te treden. Het registreren bij de KVK helpt je niet.

De domeinnaam mediavacatures.nl dateerde uit 2002. Tussen 2002 en 2007 werd de domeinnaam echter niet als handelsnaam gebruikt, maar alleen als doorlink-URL naar mediaflex.nl. Rond augustus 2006 verschenen er stukken waarin plannen werden voorgesteld om iets te doen met die domeinnaam, maar plannen zijn nog geen handelsnaamgebruik. Je moet echt naar buiten treden en je profileren als bedrijf onder die naam. Daarmee kan de gedaagde zich niet beroepen op een ouder handelsnaamrecht.

De rechtbank, die zich overigens bevoegd achtte “omdat de gewraakte handelingen van gedaagden op het internet plaatsvinden, [en dus] tevens plaats in het arrondissement Amsterdam”, vindt dat inbreuk wordt gepleegd op het handelsnaamrecht van de eiser. De domeinnaam lijkt zo veel dat er haast wel verwarring móet ontstaan. Maar omdat men al vrijwillig het gebruik van deze domeinnaam had gestaakt en had toegezegd niet langer te opereren onder die naam, blijft het bij een verbod an sich. De domeinnaam hoeft niet te worden overgedragen.

Ook bleek de gedaagde op Twitter actief te zijn geweest met het account @mediavacatures. Daarmee werden klanten van eiser gevolgd. Dat vindt de rechtbank niet verboden:

Het volgen van de volgers van een concurrent kan dan ook voorshands niet onrechtmatig worden geacht. Uitgangspunt is immers dat het profiteren van andermans product, inspanning, kennis of inzicht op zichzelf niet onrechtmatig is, ook niet als dit nadeel aan die ander toebrengt. Dit is pas anders indien een twitteraar (al dan niet bewust) bij het publiek verwarring creëert over zijn identiteit en zodoende “op slinkse wijze” klanten van de concurrent “weglokt”.

De rechtbank vindt het echter niet meer aannemelijk dat de eiser nu nog klanten kwijt zal raken, omdat de gedaagde immers niet meer de bedrijfsnaam Mediavacatures.nl mag gebruiken. Het wordt ze wel verboden om deze handelsnaam op Twitter te voeren. En als je nu kijkt op Twitterrr dan lijkt men daaraan voldaan te hebben: bij het account staan nu duidelijkde bedrijfsnaam “MV Jobs Media” met alleen als ondertitel “@Mediavacatures on the world wide web”. Ook het logo is van MV Jobs. Niemand kan dit nog aanzien voor het bedrijfstwitteraccount van @Mediavacature.

Arnoud

Hoe hoog is de schade bij auteursrechtinbreuk?

Hoe bepaal je de schade van een overgenomen artikel? Die vraag is een groot probleem bij het auteursrecht. Op grond van de Auteurswet kun je bij een schending van je rechten de schade vergoed krijgen. Dat is niet anders dan wanneer iemand een bal door je ruit trapt of je auto aanrijdt.

Echter, waar je in dat geval je schade kunt aantonen met een factuur van de glaszetter of garage, ligt dat heel wat moeilijker bij auteursrechten. In een recent Cozzmoss-vonnis houdt de rechter het simpel: 2x de economische waarde van het artikel.

Dat is een beetje gek zou je zeggen – als er al schade is, dan is dat precies één keer de economische waarde. Immers, dat is het bedrag dat je zou hebben gekregen als de overnemer wél zou hebben betaald. De kantonrechter meent echter dat je zo niet mag redeneren

omdat het derden anders vrij zou staan om eerst achteraf toestemming te kopen door alsnog een gebruiksvergoeding voor het bewuste artikel te voldoen aan de auteursrechthebbende. Aangezien Bulthuis heeft nagelaten vooraf de benodigde toestemming te vragen aan Applinet, is het dan ook niet meer dan redelijk dat de economische waarde wordt verdubbeld.

Oftewel: als u mijn spiegel kapot gooit, heb ik recht op twee maal de prijs van een nieuwe omdat ik niet gevraagd heb om deze vernieling. Dat lijkt me toch wat gek. Ik zeg er meteen bij dat ik geen betere manier wil en het punt wel snap, maar het klopt niet om de schade hoger dan de eigenlijke waarde van het product te stellen.

Wel schappelijk gaat de rechter om met de proceskosten. Volgens de normale regels zou Cozzmoss iets meer dan 1000 euro advocaatkosten mogen eisen, maar dat is bij een schadebedrag van 460 euro onredelijk. Het bedrag wordt dan ook gezet op 750 euro. Alles bij elkaar is de gedaagde zo’n 1500 euro kwijt – toch meer dan geëist door de auteursrechtincassoclub.

Arnoud

Op verwarringwekkende wijze aanhaken bij andermans domeinnaam

just-eat-thuisbezorgd-winkel-deur.pngDe domeinnaam “chinees-thuisbezorgd.nl” veroorzaakt verwarring over de eigenaar van de site: de consument verwacht dat dat Thuisbezorgd.nl is. Maar omdat concurrent Just-Eat daar eigenaar van is, is hier sprake van domeinnaaminbreuk en moet de domeinnaam worden overgedragen. Dat oordeelde het Gerechtshof begin deze maand in het hoger beroep van de Just Eat/Thuisbezorgd-zaak van juli 2009 (LJN BP1963).

Just-Eat had diverse domeinnamen geregistreerd waarin de aanduiding “thuisbezorgd” voorkwam, zoals “amsterdam-thuisbezorgd.nl” en “chinees-thuisbezorgd.nl”. Thuisbezorgd.nl meende dat dit handelsnaaminbreuk opleverde, omdat zij immers handelde als Thuisbezorgd.nl en potentiële klanten die die domeinnaam zien, zullen denken dat die sites bij haar hoorden.

Just-Eat was het daar niet mee eens: zij linkte slechts die domeinnamen door naar haar eigen site, en daar stond duidelijk “Just Eat” op. Daarmee zou verwarring uitgesloten zijn. Op zich een terecht argument, alleen had Just-Eat een tussenpagina geplaatst op de homepage van die domeinnamen die 10 seconden in beeld bleef en “In Amsterdam eten thuisbezorgd krijgen via Just-Eat!” of iets als “Chinees eten thuisbezorgd krijgen via Just-Eat!” toonde, plus een mededeling dat binnenkort daar een site geopend zou worden. Het Hof oordeelt echter dat zo’n vermelding nog nét geen handelsnaamgebruik is, omdat er immers nu nog geen zakelijke dienstverlening plaatsvindt op die site.

Het volgende argument van Thuisbezorgd.nl was dat Just-Eat toch onrechtmatig handelde, omdat het evident was dat ze wilde aanhaken bij de bekende handelsnaam Thuisbezorgd.nl met die toegespitste domeinnamen (volgens de “kom nou toch”-toets). Daarover neemt het Hof als uitgangspunt

dat het profiteren van andermans product, inspanning, kennis of inzicht op zichzelf niet onrechtmatig is, ook niet indien dit nadeel toebrengt aan die ander. Waar het gaat om het profiteren van het onderscheidingsmiddel van een ander mag dit er niet toe leiden dat het publiek op onrechtmatige wijze in verwarring wordt gebracht.

Er spelen dus twee vragen: ten eerste is er sprake van verwarring, en ten tweede is die verwarring onrechtmatig?

Bij de eerste vraag is het Hof snel klaar:

[Het Hof is] van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat bij het publiek verwarring kan ontstaan. Bij het normaal oplettende publiek kan immers de indruk ontstaan dat het van doen heeft met een onderdeel van (de onderneming van) Thuisbezorgd.nl dat meer specifieke mogelijkheden biedt met betrekking tot de steden en/of menukeuzes waarin zij bemiddelt.

Dat lijkt me terecht, de combinatie “plaats/bedrijfsnaam” of “dienst/bedrijfsnaam” is een gebruikelijke manier om jezelf in specifieke niches bekend te maken.

Bij de tweede vraag neemt het Hof de kennelijke intenties van Just-Eat mee:

Veeleer dringt zich de indruk op dat Just-Eat doelbewust op de domeinnaam/handelsnaam van Thuisbezorgd.nl gelijkende domeinnamen heeft geregistreerd om daarin mee op voor het publiek verwarringwekkende wijze te kunnen aanhaken bij het succes en de naamsbekendheid van Thuisbezorgd.nl. Het voorgaande brengt mee dat de wijze waarop Just-Eat de op de handelsnaam van Thuisbezorgd.nl gelijkende domeinnamen gebruikt, naar het voorlopig oordeel van het hof, op onrechtmatige wijze tot verwarring leidt en daarmee de grenzen van eerlijke mededinging overschrijdt.

Het verweer dat “thuisbezorgd” een gebruikelijke uitdrukking is voor de diensten van Just-Eat (eten bezorgen) mag niet baten. Zó gebruikelijk is die naam nu ook weer niet. Misschien dat het bij een naam als “eten bezorgen” wel gelukt zou zijn. Maar het is hier voor het Hof zo duidelijk dat de combinatie gekozen is om de concurrent te pesten, dat het Hof de vorderingen toewijst. Just-Eat mag de domeinnamen inleveren en is verder diverse dwangsommen verschuldigd.

Ik blijf erbij dat dit een foute redenering is: de vordering tegen “onrechtmatige verwarring” is precies waar de merkenwet voor bedoeld is. En die is duidelijk: zo’n vordering mag alleen als je een merk geregistreerd hebt. Maar ja, wie het zo bont maakt met domeinnamen, heeft de schijn zodanig tegen dat ‘ie hoe dan ook gaat verliezen.

Arnoud

Videosite 123video aansprakelijk voor uploads door gebruikers

Kim Holland heeft aan het langste eind getrokken in een rechtszaak tegen de videowebsite 123video, meldde DePers.nl gisteren. Op de videowebsite waren filmpjes van de pornoster geupload, en de rechtbank Amsterdam oordeelt nu dat de site-exploitanten daarmee het auteursrecht van Holland geschonden hebben. Dat het gebruikers waren die de filmpjes uploadden, acht de rechtbank irrelevant: omdat 123video de filmpjes bekeek en zo nodig verplaatste naar de juiste categorie, kan ze niet meer claimen slechts een dienstverlener te zijn.

Op 123video kunnen gebruikers zelf filmpjes uploaden in diverse categorieën, waaronder “XXX – Erotiek & Sex”. Eind 2007 en begin 2008 werden er filmpjes geüpload van Kim Holland, die daarvoor de site aansprakelijk stelde. De site had de uploader in vrijwaring opgeroepen, maar dat bleek uiteindelijk geen praktisch haalbare kaart. 123video verweerde zich vervolgens zelf, met als hoofdargument dat zij niet aansprakelijk is voor auteursrechteninbreuk. 123video ziet zich als een tussenpersoon, een dienstverlener die mensen filmpjes laat uploaden maar zelf geen bemoeienis heeft met de inhoud. En volgens art. 6:196c BW is zo’n tussenpersoon niet aansprakelijk voor eventuele inbreuken door uploaders.

De rechtbank denkt daar anders over:

123 Video komt met volledige kennis van de gevolgen van haar gedrag tussen om aan bezoekers van haar site toegang tot beschermde werken te verlenen. Zij heeft op haar website een aparte categorie voor pornovideo’s aangemaakt, waardoor de op haar site geplaatste pornovideo’s voor gebruikers eenvoudig toegankelijk zijn. Video’s die in de categorie XXX niet thuishoren, maar daar desalniettemin zijn geplaatst, verplaatst 123 Video (al dan niet na een melding) naar een andere categorie.

Daarbij neemt de rechtbank voor onweersproken en dus waar aan dat:

Bijna alle andere grote online pornosites hebben hetzelfde gedaan: eerst veel materiaal naar de site laten uploaden. Dat genereert het nodige verkeer naar de site. … Zodra er voldoende verkeer naar de site is, wordt de content gelegaliseerd. … De rechtbank houdt het er daarom voor dat de aanwezigheid van illegale content binnen de categorie XXX eerder regel dan uitzondering was.

123video faciliteert dus niet slechts het uploaden van filmpjes maar publiceert ze zelf opnieuw. En daarbij mag ze géén beroep doen op de uitsluiting voor aansprakelijkheid voor tussenpersonen: 123 laat zich “wel degelijk in met de van gebruikers afkomstige informatie, alsmede dat zij controle heeft over die informatie en de gebruikers van de website van 123 Video”.

Hier schemeren de vonnissen uit de Mininova– en Stokke/Marktplaats-zaken doorheen: van een dienstverlener mag worden verwacht dat hij maatregelen neemt tegen illegale content, en als dat onvoldoende blijkt dan kan hij aansprakelijk worden gehouden voor de schade. Maar de rechtbank neemt hier wel erg makkelijk aan dat 123video te weinig heeft gedaan. Wat 123video doet is niet meer dan wat elke communitysite doet: modereren en verplaatsen van dingen zodat het overzichtelijk en netjes blijft (nou ja, voor zover een pornosite netjes is).

Ik vind dat bijzonder zorgelijk: het kan echt niet de bedoeling van de wetgever zijn geweest om alléén de puur passieve dienstverlener te beschermen, en partijen die ook maar de geringste controle uitvoeren meteen ten volle aansprakelijk te houden. Het wordt tijd voor een aparte exceptie voor dienstverleners als 123video: wie zijn best doet een site netjes te houden, mag daar niet voor worden gestraft.

Omdat niet duidelijk is of Holland de auteursrechten heeft op de gewraakte filmpjes (er is nogal wat geschoven met BV’s), houdt de rechtbank de zaak aan tot Holland met bewijs daarmee komt. Maar ik begrijp van 123video dat ze toch nu al in hoger beroep gaat tegen de conclusie dat zij aansprakelijk is voor wat gebruikers uploaden.

Update (10 maart 2011): er is geschikt dus het hoger beroep zal wel van de baan zijn.

Arnoud

Adverteren bij Google voor tweedehands merkproducten mag

portakabin-primakabin-adwords.pngAdverteren bij Google voor tweedehands merkproducten mag, zolang je advertentie maar duidelijk is over jouw relatie tot de merkhouder. Dat blijkt uit het Europese arrest C-558/08 in de Portakabin/Primakabin-zaak (via) waarover onze eigen Hoge Raad vragen had gesteld. Het Hof van Justitie komt nu met nadere regels over wanneer de uitzonderingen op het merkrecht opgaan bij advertenties gekoppeld aan de merknaam als zoekwoord.

Na het onlangs gewezen arrest Google/Vuitton doet het Europese Hof nu ook uitspraak over de Portakabin/Primakabin-zaak. Hier stonden de advertenties van het bedrijf Primakabin centraal. Zij adverteerde voor “gebruikte portakabins”, wat na een sommatie van Portakabin veranderd werd in “gebruikte Portakabin units”. Tot aan de Hoge Raad werd doorgeprocedeerd of dit wel mocht, en die verwees de zaak door naar het Europese Hof omdat merkenrecht nu eenmaal Europees geregeld is.

Het Europese merkrecht kent grofweg twee redenen om een merk te gebruiken: om te verwijzen naar de soort, kwaliteit, bestemming etcetera van het eigen product en om te adverteren met een legitiem op de markt gebracht product. Bij ‘soort, bestemming etcetera’ moet je denken aan een vermelding “Past in de Philips THX1138 stofzuiger”.

In het arrest wordt de regel bevestigd uit het Google/Vuitton-arrest: advertenties met merknamen erin (of gekoppeld aan merknamen) zijn gewoon keihard merkinbreuk als “de normaal geïnformeerde en redelijk oplettende internetgebruiker” niet meer kan zien of er een band is tussen de adverteerder en de merkhouder.

Daarna besluit het Hof dat die verwijzings-uitzondering in principe niet kan opgaan bij advertenties bij zoekmachines. Er is normaal geen reden om te verwijzen naar andermans product – tenzij je dus stofzuigerzakken voor de Philips THX1138 stofzuiger wilt verkopen. De rechter moet dit van geval tot geval onderzoeken, maar moet daarbij voorop stellen dat het gebruik niet toegestaan.

Een verkoper kan wél adverteren met merknamen als hij gewoon legaal verkregen merkproducten wil doorverkopen. Dit is al decennia vaste rechtspraak: het merkrecht is ‘uitgeput’ wanneer de merkhouder zelf het product in Europa op de markt brengt. Anderen mogen dat dan doorverkopen, en mogen ook reclame maken met de merknaam in hun advertenties over dat doorverkopen. (Je zou zeggen dat dat logisch is maar er is vele malen tot aan dit Europese Hof over geprocedeerd, want volgens merkhouders is tweedehands doorverkoop toch wel een schandalig stukje piraterij en merkmisbruik.)

Als je die vaste rechtspraak doortrekt naar advertenties, dan wordt de hoofdregel

dat de houder van een merk een adverteerder niet kan verbieden om, op basis van een zoekwoord dat gelijk is aan of overeenstemt met dat merk en dat deze adverteerder zonder toestemming van die houder heeft geselecteerd in het kader van een zoekmachineadvertentiedienst op internet, reclame te maken voor de wederverkoop van tweedehands waren die oorspronkelijk door de merkhouder of met zijn toestemming onder dit merk in de EER in de handel zijn gebracht

Natuurlijk zijn daar uitzonderingen op. Als de merkhouder een “gegronde reden” heeft, dan mag hij nog steeds bezwaar maken.

Het Hof noemt een aantal voorbeelden van wanneer er zo’n gegronde reden is:

  • als de advertentie de reputatie van het merk ernstig schaadt;
  • als de adverteerder de indruk wekt dat er een economische band bestaat tussen hem en de merkhouder, bijvoorbeeld door te suggereren dat hij tot het distributienet van de merkhouder behoort (geautoriseerd dealer is);
  • als de adverteerder de merkproducten van hun merkaanduiding ontdoet (“debranding”) en er zijn eigen merkje opplakt.

Daar staat tegenover dat er níet meteen al sprake is van een gegronde reden als

  • je de merknaam combineert met het woord “gebruikt” of “tweedehands”
  • <li>de reclame jouw imago versterkt ("sjonge, hij verkoopt Dior, nou dan zal het wel een goeie zijn")</li>
    
    <li>je ook andere (tweedehands of nieuwe) producten verkoopt, tenzij die andere producten "het imago dat de houder voor zijn merk heeft weten te creëren" ernstig zou kunnen schaden (dus geen Dior parfum tussen de vuilniszakken)</li>
    

Ik zou dus zeggen dat hieruit volgt dat je mag adverteren met merkproducten die je tweedehands verkoopt, als

  1. je die producten legaal in Europa ingekocht hebt,
  2. je er netjes bij meldt dat ze tweedehands of gebruikt zijn als dat zo is,
  3. je je eigen bedrijfsnaam noemt in de advertentie,
  4. geen bijdehante of dubbelzinnige opmerkingen opneemt die suggereren dat je toestemming hebt van de merkhouder, en
  5. je de merknamen en logo’s op het product niet gaat overplakken.

In het kader van de giecheltoets: “wettelijk geautoriseerd dealer” noemen en dan zeggen “van de wet ben ik geautoriseerd om te dealen in tweedehands producten” mag dus niet.

Heel verrassend is dit arrest niet, maar het is goed om het zo op een rijtje te hebben staan want zoals gezegd willen merkhouders nog wel eens over de rooie gaan omdat iemand hun merkproducten durft door te verkopen en dat nog waagt te adverteren ook.

Arnoud

Merkinbreuk door AdWords: adverteerders wel, Google niet

Daar zijn we dan: het langverwachte Adwords-arrest, meldt Boek9.nl. Naar aanleiding van een Franse rechtszaak heeft het Europese Hof van Justitie nu eindelijk uitsluitsel gegeven in haar arrest C-236/08 tot en met C-238/08. Kort gezegd: Google pleegt geen merkinbreuk als mensen adverteren op merknamen, maar moet wel ingrijpen als de merkhouder een klacht indient over een inbreukmakende advertentie. Adverteerders zijn zelf wel aansprakelijk voor merkinbreuk bij de advertenties die ze opgeven.

Centraal stond hier de vraag of je Adwords mag kopen op merknamen als je daarmee concurrerende producten wilt aanprijzen, en in het bijzonder als je daarmee “authentieke namaak” wilt verkopen.

Hoofdregel is volgens het Hof dat je wel degelijk een merknaam gebruikt in de zin van het merkenrecht als je advertenties laat verschijnen bij zoekresultaten (SERPs) waarbij de merknaam als zoekopdracht is opgegeven. Dat geldt echter alleen voor de adverteerder zelf, en niet voor Google.

Het feit dat iemand zorgt voor de technische voorzieningen die nodig zijn voor het gebruik van een teken, en daarvoor wordt vergoed, betekent immers niet dat degene die deze dienst verleent, zelf het teken gebruikt.

Dat is een belangrijke conclusie, omdat Google nu niet op grond van het merkenrecht kan worden aangesproken als er een inbreukmakende advertentie verschijnt bij Google-zoekresultaten.

De adverteerder loopt dus wel een risico: als zijn advertentie afbreuk doet aan wat juridisch de “herkomstaanduidingsfunctie” heet, dan pleegt hij merkinbreuk. Die herkomstaanduidingsfunctie is in feite waar het merkenrecht om draait; het doel van een merk is dat mensen het merkproduct kunnen onderscheiden van andere producten. Wie kort gezegd dat doel doorkruist, pleegt merkinbreuk. Daarvan is sprake wanneer

de advertentie het voor de normaal geïnformeerde en redelijk oplettende internetgebruiker onmogelijk of moeilijk maakt om te weten of de waren of diensten waarop de advertentie betrekking heeft, afkomstig zijn van de merkhouder of een economisch met hem verbonden onderneming

Zo’n internetgebruiker kan zich vergissen, aldus het Hof, wanneer hij een advertentie ziet verschijnen nadat hij een merknaam heeft ingetoetst. Het is immers logisch dat zo’n advertentie het merkproduct betreft. Daarom moet de merkhouder kunnen verbieden dat advertenties van derden worden weergegeven waarvan internetgebruikers ten onrechte kunnen denken dat zij van de merkhouder afkomstig zijn.

Ook als de advertentie duidelijk is dat er niet zo’n band is, kan er sprake zijn van merkinbreuk. Dat is het geval als de adverteerder “zo vaag blijft over de herkomst van de betrokken waren of diensten” dat die internetgebruiker uit de advertentie niet kan opmaken of de adverteerder een derde is of gelieerd aan de merkhouder.

Er is dus ruimte om te adverteren op merken, maar je zult het wel absoluut duidelijk moeten maken wie jij bent en wat je relatie tot de merkhouder is. Daarover zullen nog wel de nodige processen worden gevoerd. Eén ding staat al wel vast: de “authentic fakes”-advertenties mogen niet, hoe duidelijk je ook bent over het nep zijn van de producten.

Omgekeerd is het niet genoeg om van merkinbreuk te spreken zodra andere mensen gaan bieden op het merkwoord om daar Adwords-advertenties mee te laten verschijnen. Dit valt onder de “reclamefunctie” van het merk, wat inhoudt gebruik “als element ter bevordering van de verkoop of als handelsstrategisch instrument”. De merkhouder moet dan misschien meer betalen om zijn eigen advertenties bovenaan te laten komen, maar daarmee staat nog niet vast dat sprake is van merkinbreuk.

Als laatste oordeelt het Hof nog dat de Adwords-dienst van Google onder het beschermingsregime voor internettussenpersonen (providers) valt. Deze geldt voor dienstverleners die informatie van anderen (hier: advertenties en bijbehorende trefwoorden) opslaan en vertonen. Zij zijn niet aansprakelijk als ze geen controle op de inhoud of doorgifte hebben. En dat doet Google niet, aldus het Hof: zij selecteren niet zelf welke advertenties waar komen te staan, dat doen de adverteerders – die geven de trefwoorden op en betalen een bedrag dat bepaalt hoe hoog ze scoren. Daarmee is Google slechts een passief doorgeefluik en dus niet aansprakelijk. Ze hoeven dus alleen advertenties te verwijderen als de merkhouder ze wijst op het inbreukmakend karakter daarvan. En Vuitton kletst uit haar nek als ze zegt dat het Hof “denies Google the status of hosting services provider”.

Arnoud

Op onrechtmatige wijze in verwarring worden gebracht

Goed, ik zal erover ophouden: inbreuk op een domeinnaam kan dus wel. Vorige week nog blogde ik over diverse vonnissen waarin een domeinnaam kon worden opgeëist zonder dat sprake was van merk- of handelsnaaminbreuk. De motivatie was daar dat men onrechtmatig handelde door nodeloos verwarring te stichten. Ik zag en zie niet hoe je dat criterium mag hanteren nu de merkenwet expliciet verbiedt dat je merkenrecht-achtige vorderingen instelt zonder geregistreerd merk, maar nu is er het arrest (via) in het hoger beroep van een vonnis uit 2008 over Taartenwinkel versus GefeliciTAART, en dat arrest bevestigt expliciet dat het toch wel mag.

In deze zaak had GefeliciTAART de domeinnaam taartwinkel.nl geregistreerd, en Taartenwinkel.nl was daar niet blij mee. Mensen die naar haar winkel wilden, kwamen immers nog wel eens terecht bij die van GefeliciTAART. Omdat er geen merk was voor “taartwinkel.nl”, en GefeliciTAART altijd haar eigen handelsnaam voerde, werd de eis in eerste instantie afgewezen.

Het Hof komt daar echter op terug. Ze oordelen net als de rechtbank dat geen sprake is van handelsnaamgebruik als je een domeinnaam alleen laat doorlinken (de 301 redirect, voor de techneuten) naar je echte bedrijfssite en je op die site ook alleen je eigen bedrijfsnaam voert. Dat ging hier goed, want GefeliciTAART noemde zich overal zo en gebruikte taartwinkel.nl alleen in de doorverwijzende domeinnaam.

Toch handelt GefeliciTAART onrechtmatig (artikel 6:162 BW): zij schept nodeloze verwarring door vanaf die sterk gelijkende domeinnaam door te verwijzen naar haar eigen site.

De domeinnaam taartwinkel.nl vertoont zoveel gelijkenis met de handelsnaam (en domeinnaam) Taartenwinkel.nl, dat de kans dat consument, op zoek naar het bedrijf van Taartenwinkel.nl, taartwinkel.nl intypt, aanzienlijk is. GefeliciTAART heeft ook erkend dat haar streven mede is gericht op het, met gebruikmaking van de bekendheid en reputatie van haar concurrenten en de mogelijkheid van vergissing bij het publiek, genereren van zoveel mogelijk internetverkeer naar de eigen website. Dat dit het geval is blijkt ook uit haar registratie van de domeinnamen taartservice.nl en taartland.nl.

Dat “taartwinkel” een beschrijvend woord is, acht het Hof niet relevant: het is namelijk overduidelijk dat wordt aangehaakt bij Taartenwinkel.nl en dat niet zomaar dat woord werd gebruikt.

GefeliciTAART mag deze domeinnaam dan ook niet meer gebruiken. Overdracht hoeft niet, want als GefeliciTAART de domeinnaam niet meer gebruikt, is de verwarring al beëndigd en dan is er geen belang meer bij overdracht. Ik vind de formulering “verbiedt ieder gebruik van taartwinkel.nl als domeinnaam” wel wat apart, wat mag GefeliciTAART dan nog wel? Er e-maildiensten op draaien of zo?

Ze mogen zich trouwens nog wel “dé online taartwinkel” blijven noemen in de over-onspagina (is dat goed Nederlands voor aboutpagina?) want dat kan geen verwarring geven met andere online taartwinkels.

Afijn, ik kan nu wel gaan zeuren dat het hier ging om een beschrijvende naam waardoor het merkenrecht überhaupt niet in beeld komt maar als de rechtspraak zo consequent de andere kant op gaat dan heeft het weinig zin te blijven hameren op dat 2.19 BVIE. Maar als iemand aangeklaagd wordt over dit punt, zet het dan alsjeblieft toch in je verweer! 🙂

Arnoud

Wederom inbreuk op domeinnaam

“Inbreuk op een domeinnaam”, een rare zin vind ik. Het klinkt als “inbreuk op een auto”. Inbreuk pleeg je op rechten, bijvoorbeeld het eigendomsrecht op die auto of een merkrecht op die domeinnaam. Vorig jaar bleek in de Thuisbezorgd/Just-Eat-zaak echter dat je ook zonder handelsnaam of merk kunt optreden wanneer de domeinnaam nodeloos veel verwarring sticht ten opzichte van de jouwe. Deze zelfde redenering kwam in januari terug in de Pintaxi-zaak en nu is er weer een vonnis waarin deze lijn wordt voortgezet.

Eiser en gedaagde opereerden in dezelfde branche (opleidingen en cursussen). De gedaagde had diverse domeinnamen geregistreerd waarin een onderdelen van de naam van de eiser waren verwerkt. (Sorry dat ik zo vaag ben maar alles is geanonimiseerd.)

Net als in de Just-Eat-zaak is de claim gebaseerd op handelsnaamrecht, en net als in die zaak wordt die eis afgewezen. De gedaagde trad niet naar buiten onder die domeinnaam, maar gebruikte deze alleen om door te linken naar haar eigen site waar ze haar eigen naam hanteerde. Dat is geen handelsnaaminbreuk.

Vervolgens wordt het algemene artikel over onrechtmatige daad (art. 6:162 BW) van stal gehaald – het juridisch equivalent van “Ok ze maken nergens inbreuk op maar dit moet toch niet mogen?”. En daar gaat de rechter in mee.

Uitgangspunt bij beantwoording van de vraag of dit het geval is, is dat het profiteren van andermans product, inspanning, kennis of inzicht op zichzelf niet onrechtmatig is, ook niet als dit nadeel aan die ander toebrengt. In het onderhavige geval is de voorzieningenrechter echter voorshands van oordeel dat het publiek in verwarring wordt gebracht omtrent de identiteit van de aanbieder van de online dienst (het aanbieden van cursussen en opleidingen).

En het is dat verwarring zaaien dat onrechtmatig is. Dit doet vagelijk denken aan het criterium van slaafse nabootsing: je mag wel andermans product namaken maar je moet dan wel je best doen om nodeloze gelijkenis te voorkomen als daardoor verwarring kan ontstaan.

Hoewel ik de redenering wel snap, heb ik moeite met deze uitkomst. Het gaat hier namelijk stiekem toch om een merkenclaim: verwarring tussen twee woorden of namen. En het Benelux-merkenverdrag is daar duidelijk in: zo’n claim mag alleen als er een merk is gedeponeerd voor de naam of het woord waar het om gaat. Artikel 2.19 BVIE:

(…) niemand [kan], welke vordering hij ook instelt, in rechte bescherming inroepen voor een teken, dat als merk wordt beschouwd (…) tenzij hij zich kan beroepen op een inschrijving van het door hem gedeponeerde merk.

“Verwarring stichten” tussen een teken en een merk is expliciet genoemd in dit verdrag als iets dat je met een gedeponeerd merk kunt voorkomen. Ik zie daarom geen ruimte om via de gewone onrechtmatige daad alsnog hetzelfde te bereiken.

De reden voor deze uitzondering is dat je in het merkenregister kunt nazoeken of een teken dat jij wilt gebruiken, al als merk is gedeponeerd. Die rechtszekerheid is belangrijk. Bij domeinnamen is zo’n register er niet – WHOIS is alleen geschikt om letterlijk dezelfde naam op te kunnen zoeken, maar variaties daarvan zoeken, of op klasse zoeken is volstrekt onmogelijk. Hoe moet je dan controleren of jouw domeinnaam niet per ongeluk lijkt op die van een ander?

Arnoud

123video wil dat gebruiker haar schade vergoedt

123video.pngInternetprovider Ziggo moet de persoonsgegevens van een klant geven die video’s van pornoster Kim Holland plaatste op 123video.nl, meldde Webwereld maandag. Deze eis had 123video.nl ingesteld omdat zij op haar beurt (haha, hij zei beurt en het gaat over porno) was aangeklaagd door Kim Holland Producties vanwege diezelfde videos.

Dat er illegaal filmpjes worden geupload naar sites als 123video (of Youtube, of …) is natuurlijk geen onbekend verschijnsel. In de meeste gevallen komt er dan een notice-en-takedownclaim van de rechthebbenden, verwijdert de (s)exploitant (haha) van de site het filmpje en daarmee is de zaak klaar (haha). Financiële claims zijn meestal niet aan de orde, want zo’n site kan zich beroepen op de wettelijke bescherming voor hostingproviders. Die stelt dat je als site niet aansprakelijk bent voor uploads van gebruikers, mits je maar gehoor geeft aan evident juiste claims van rechthebbenden over het materiaal.

Kennelijk neemt Kim Holland Producties hier de insteek (haha) dat 123video geen beroep toekomt (haha) op deze uitsluiting. Daar zijn precedenten voor, met name op het gebied van forumsites maar ook natuurlijk bij Mininova dat geen internetprovider bleek te zijn. Maar waarom het voor 123video niet zou gelden, is me niet duidelijk. Afijn, dat is iets voor later, want eerst ligt er dus de oproep tot vrijwaring zoals dat juridisch heet.

123video namelijk is niet voor één gat (haha) te vangen: ze heeft in haar algemene voorwaarden een vrijwaringsclausule opgenomen. Die kreet heeft u vast wel eens in voorwaarden zien staan, iedereen neemt dit standaard op namelijk. Het klinkt misschien onschuldig, een soort van belofte dat je echt-heus-waar geen rechten zult schenden. Maar onschuldig is dit niet: je belooft op te komen (haha) draven als de site wordt aangeklaagd. En in het uiterste geval om die 500.000 euro te komen (haha) vergoeden.

Probleem is natuurlijk om die uploader te vinden. Daarvoor trok (haha) 123video aan de bel bij Ziggo maar die weigerde de gegevens af te staan. De kortgedingrechter in Amsterdam vonniste echter dat Ziggo deze gegevens toch moet afstaan. De ernst van de overtreding en de dreigende schade voor 123video wegen zo zwaar dat de privacy van de klant moet wijken.

Dit is bij mijn weten de eerste keer (haha) dat een provider om deze reden gegevens moet afgeven. Ik ben heel benieuwd of deze persoon nu zelf aangepakt (haha) gaat worden of dat hij mee moet draaien (haha) in de zaak tussen 123video en Holland. In beide gevallen heeft hij toch een groot (haha) probleem.

Arnoud