EU eist wijzigingen in voorwaarden Facebook, Twitter en Google+

De Europese Commissie eist dat de sociale netwerken Facebook, Twitter en Google+ hun voorwaarden voor Europese gebruikers binnen een maand aanpassen, om consumenten meer rechten te geven en om fraude beter aan te pakken. Dat las ik bij Nu.nl vorige week. Het persbericht van de EU knalt er stevig in: op sociale media hebben mensen veel last van fraude en scams, maar ook van voorwaarden die je je Europese consumentenrechten ontzeggen. Want dat is precies hetzelfde. Maar goed, waar gaat het over?

Het persbericht lijkt een schot voor de boeg: jongens, doe iets aan die stomme voorwaarden anders dan komen wij met nieuwe wetten om dit af te dwingen en dan heb je helemáál geen keuze meer. En op zich is het natuurlijk ook helemaal niet raar om te vragen dat een internetdienst in zijn voorwaarden geen dingen zet die in strijd zijn met Europees recht, zoals dat je naar de Amerikaanse rechter zou moeten om je recht te halen – volgens Europees recht is gewoon de rechter van jouw woonplaats bevoegd.

Leuker vind ik de opmerking dat je bij een internetdienst niet zomaar je aansprakelijkheid op nul mag zetten. En nee “voor zover wettelijk toegestaan” is géén reëel alternatief. Je moet gewoon aangeven waar je aansprakelijk voor bent, of waarom je dat niet bent.

Ook een spannende: voorwaarden wijzigen mag alleen met tijdige vooraankondiging én motivatie, plus natuurlijk recht om op te zeggen. Dat opzegrecht is een wassen neus en ik wou dat ze dat niet hadden gezegd. Waar het om gáát is dat die voorwaarden eerlijk moeten zijn en niet zo maar alles mogen zeggen.

Contractopzegging door een socialmediaplatform moet ook niet zomaar mogen. Ook niet wegens ‘abuse’ of “lees de voorwaarden”. Opzeggingen moeten gemotiveerd en gebaseerd op daadwerkelijk beleid, en het lijkt mij dat je er ook een bezwaar tegen in moet kunnen dienen dat enige kans heeft om door een mens gelezen te worden.

Al deze zaken zijn direct te herleiden tot bestaand recht. Het probleem is vooral dat die rechtsregels erg oud of generiek zijn, waardoor je ze niet meteen kunt toepassen op online diensten. Zo staat er in de wet dat aansprakelijkheid beperken naar een consument toe onredelijk is, tenzij daar een argument tegen te bedenken is. Maar hoe je dat precies moet lezen, dat is nog een open vraag. En is “de dienst is gratis, kom nou” genoeg argumentatie?

Alles bij elkaar een goed initiatief, hoewel ik me zeer afvraag of de industrie werkelijk met iets nieuws komt.

Welke voorwaarde(n) zouden jullie graag anders zien bij online diensten?

Arnoud

Mag je de Twitter API scrapen voor wetenschappelijk onderzoek?

twitter-agent-politieEen lezer vroeg me:

Deze meneer heeft een mooie data-analyse gemaakt van Donald Trump zijn tweets: Trump zelf gebruikt een Android-apparaat en een ghostwriter nuanceert de boel vanaf een iPhone. Daarbij vroeg ik mij af of dit zomaar mocht. Twitter zegt van wel bij onderzoeksdoeleinden (onder bepaalde voorwaarden). Zoals dat je je dataset niet mag delen met anderen, wat het weer moeilijk maakt voor écht onderzoek.

Op het eerste gezicht zou je zeggen dat onderzoek op Twitterberichten geen probleem zou zijn. Onderzoek op basis van krantenberichten is al decennia oud en geen probleem. En wat is Twitter nou anders dan een krant, zij het sneller en korter en met megaveel meer berichten?

Nou ja, om er eens eentje te noemen: Twitter is een dienst, en een krant is een product. Kranten kun je dan ook legaal inzien vanuit allerlei plekken, zoals bibliotheken, zonder dat daar allerlei gebruiksvoorwaarden gelden. Natuurlijk is het kopiëren van krantenberichten auteursrechtelijk een probleem, maar onderzoeken welke artikelen in Nederlandse kranten door ghostwriter zijn geschreven, is volgens mij volstrekt legaal.

Bij Twitter ligt dat anders. Twitter is een dienst, en kan daar voorwaarden aan verbinden. Die hebben ze dan ook, maar ik kan er geen specifieke regels over wetenschappelijk onderzoek in vinden. Deze API licentie gaat primair over het kunnen vertonen van tweets in je eigen dienst, eventueel licht gemasseerd om ze passend te krijgen. Het is bijvoorbeeld expliciet verboden de berichten op te slaan, wat onderzoek al bemoeilijkt – helemaal voor het verifieerbaar maken van je onderzoek want je mag de dataset dus niet vrijgeven.

Op zich is dat legaal. Een dienstverlener mag zelf weten wat ze toestaat met de resultaten van haar dienst, er is geen regeling zoals de auteursrechtelijke uitputting die bepaalt dat beschermde producten zoals boeken of kranten vrij bruikbaar zijn voor legale verkrijgers.

In de praktijk lijkt het wel mee te vallen. Ik heb nog nooit gezien dat Twitter een sommatie stuurde naar een researcher, en kan me dat (afgezien van research dat de servers overbelast) ook eigenlijk niet voorstellen. Twitter zou er weinig mee te winnen hebben en veel te verliezen. Maar afhankelijk zijn van een welwillende opstelling van een dienstverlener is natuurlijk wat anders dan iets mógen.

Arnoud

EC formuleert samen met techbedrijven gedragsregels tegen haatzaaien op internet

leeuw-boos-trol-figuur.jpgSamen met Microsoft, Facebook, YouTube en Twitter heeft de Europese Commissie een gedragscode tegen haatzaaien op internet opgesteld, meldde Tweakers vorige week. Daarin is onder andere vastgelegd dat dergelijke inhoud binnen 24 uur verwijderd wordt. De gedragscode is een uitvloeisel van nieuwe wetgeving voor online mediaplatforms.

Het doet wat gek aan, maar gezien de partijen waarmee de EC dit heeft opgesteld toch weer logisch. In het Amerikaans recht, waar deze clubs vandaan komen, staat de vrijheid van meningsuiting op een hoog voetstuk. Tussenpersonen zoals forumbeheerders zijn daarom volledig beschermd tegen aansprakelijkheid (47 U.S.C. § 230) voor hetgeen hun gebruikers plaatsen. Hierop geldt slechts één uitzondering: wanneer een forumlid een auteursrechtinbreuk begaat, is de beheerder gehouden op klacht de inbreuk te beëindigen (een DMCA notice/takedown). Maar ook al staat je sociale netwerk vol met de meest ranzige haat, je bent er formeel niet aansprakelijk voor.

In het Europese recht ligt de bescherming van tussenpersonen genuanceerder. De E-commercerichtlijn bepaalt dat tussenpersonen wiens dienst eruit bestaat dat zij informatie van anderen opslaan en doorgeven, niet aansprakelijk zijn voor de inhoud wanneer zij deze niet vooraf screenen en een adequaat notice-takedown regime hanteren. Dit betreft echter alle mogelijke onrechtmatige inhoud, en niet alleen auteursrechtinbreuk. Je moet dus bij ons sowieso al in actie komen als er haatzaai-inhoud geplaatst wordt.

Wel zit je natuurlijk met de lastige vraag wanneer sprake is van dergelijke inhoud. Onder de huidige regels moet sprake zijn van onmiskenbaar onrechtmatige inhoud, oftewel iets waar niet aan te twijfelen valt. De gedragscode maakt daar geen verwijzing naar. Wel zie ik een definitie van haatcontent, en die is specifiek gericht op bevolkingsgroepen en xenofobie:

all conduct publicly inciting to violence or hatred directed against a group of persons or a member of such a group defined by reference to race, colour, religion, descent or national or ethnic origin.

Je vraagt je dan af waarom niet doorgepakt naar álle vormen van discriminatie, zoals op grond van geslacht of seksuele voorkeur. Misschien omdat het zo beter te verkopen was aan de Amerikanen? Of omdat de werkgroepen in kwestie alleen gericht zijn op rassendiscriminatie?

De bedrijven beloven in principe binnen 24 uur te reageren op onderbouwde klachten, en wel door de berichten te blokkeren of weg te halen. Ook zeggen ze toe hun gebruikers op te gaan voeden op dit punt.

Ik zit een beetje in dubio. Enerzijds is dit (volgens Europese en Nederlandse regels) niets nieuws. Je moest sowieso al reageren op alle (evident juiste) klachten, ook bij haatzaaien en discriminatie. Je moest sowieso al op de stoel van de rechter gaan zitten als hoster/tussenpersoon en ingrijpen. “Kom maar terug met een gerechtelijk bevel” was nooit een geldige reactie. Maar anderzijds voelt het alsof er nu iets nieuws ingevoerd wordt, alsof de lat lager ligt en de verplichting hoger. Ik krijg er alleen niet de vingers achter waar hem dat in zou zitten.

Arnoud

Onder de 16 geen Facebook, geen Twitter, geen Instagram?

kinderen-oppassen-bord-verkeersbord-waarschuwing.pngWie jonger is dan 16 jaar, mag zonder toestemming van zijn ouders geen sociale media gebruiken, meldde het AD maandag. De nieuwe Privacyverordening stelt strenge regels over persoonsgegevens van minderjarigen, en als gevolg daarvan mogen die straks (2018) niet meer op sociale media. Alleen, hoe is dat nieuws?

Het AD denkt van wel, want: “[t]ot op vandaag bestaat er geen aparte wet over de leeftijd waarop je als kind een account mag hebben op sociale media zoals Facebook, Twitter of Instagram.” Maar dat klopt eenvoudigweg niet. Al sinds 2001 bestaat er een wet, namelijk de Wet bescherming persoonsgegevens die precies dat zegt. (Ja, of ze bedoelen dat er geen Wet op de Sociale Media is die letterlijk wat over accounts zegt. Maar, eh, kom nou.)

De Wbp regelt in het algemeen hoe om te gaan met persoonsgegevens, en in artikel 5 staat dat bij personen onder de 16 toestemming van hun ouders nodig is om die gegevens te mogen gebruiken. Om een of andere reden is dat een gekke regel die periodiek nieuws is: in 2007 bleken Hyves en Sugababes illegaal, en sindsdien zie ik het bij elk nieuw social netwerk weer opduiken als nieuwtje. Maar goed, dat zal aan mij liggen.

De Verordening verruimt eigenlijk juist de mogelijkheden. Lidstaten mogen een lagere grens instellen dan zestien, mits die grens maar minimaal dertien is. Een grens die wij overigens niet hebben, wederom in tegenstelling tot wat het AD schrijft. Toegegeven, de regel wordt totaal niet gehandhaafd dus als je wilt spreken van gedoogbeleid dan is dat prima, maar het stáát nergens.

Arnoud

Mag een krant een tweet afdrukken als die nieuws is?

parool-tweet-cartoonEen vraag via Twitter:

Hoe zit dat, @ictrecht? Mag het @parool een cartoon van @khalidalbaih afdrukken als tweet van ‘iemand’ zonder vermelding van de maker?

Het Parool publiceerde een aantal cartoons van Belgische tekenaars die daarmee wilden reageren op de aanslag op vliegveld Zaventem. Niet direct: men toonde in feite afbeeldingen van tweets (zie plaatje, opklikken voor groot). Alleen ging dat hier mis: de tweet was niet van de cartoonist zelf, maar van een derde die er een compliment over gaf.

Het herpubliceren van tweets is al een tijdje een hobby van diverse kranten. Misschien omdat het makkelijk vulsel is, misschien omdat het een directe band met het lezerspubliek laat zien, ik weet het niet. Maar het doet een tikje gek aan. Zit er dan geen auteursrecht op tweets?

In principe wel. Het gaat erom of je iets creatiefs zegt, niet of het vele pagina’s lang is of als officieel uitgegeven werk op de markt gebracht is. En op grond van het auteursrecht is overname van je werk niet toegestaan.

Althans, bijna niet. Er is onder meer het citaatrecht, dat ook voor beeld geldt. Je mag een stukje van een werk overnemen (en een klein werk volledig) als dat nodig is voor een legitiem doel, zoals aankondigen of bespreken. Wel moet je de bron en de naam van de maker noemen, zo staat in de wet. Een recent voorbeeld is de HP/De Tijd-herpublicatie van de Telegraaf-voorpagina.

Je zou kunnen zeggen dat je als krant wilt aankondigen wat er zoal op Twitter wordt gezegd. Dat zou dan citeren in het kader van aankondigen moeten zijn. Omdat het een kort werk is, mag je de gehele tweet dan overnemen. De naam van de twitteraar staat erbij, dus dat is dan makkelijk. En opmaken als twitterbericht maakt de bron duidelijk.

De Twitter TOS staan hier overigens los van. Die bepalen alleen dat het bedrijf Twitter een vrijwel onbeperkte licentie heeft om met je tweets en bijbehorende media te doen wat zij willen. Twitter mag dus die cartoon op een mok afdrukken en verkopen, of aan kranten sublicenties ervoor verkopen. (Bij mijn weten doen ze dat niet.) Maar in de TOS staat nergens dat anderen dat ook mogen. Je geeft derden geen gebruiksrecht door iets op Twitter te zetten.

Alleen: gaat het hier neit mis omdat de cartoon niet door de maker zelf op Twitter is gezet? Nou ja, dat denk ik dus niet. Je mag citeren uit elke openbare bron, niet alleen twitter natuurlijk. Dus als je wilt aankondigen wat mensen zoal tekenen in reactie op die aanslagen, dan mag je functioneel relevant beeld laten zien ongeacht de bron. Je maakt het jezelf wel lastiger met de naamsvermelding, want dat is waar het hier op misgaat. Maar als de naam van de tekenaar bijvoorbeeld duidelijk in de cartoon zelf staat (en bij herpublicatie dus leesbaar is), dan is aan de eis van naamsvermelding voldaan.

De enige echte grens is dat het beeldcitaat geen versiering mag worden. Daarvan is sprake als je de cartoon groter herpubliceert dan nodig voor het doel “laten zien wat men zoal tekent”, bijvoorbeeld door één cartoon te publiceren en wel net zo groot als je normaal een aangekochte cartoon zou doen. Maar gezien de wijze van publiceren van het Parool denk ik niet dat daar sprake van is.

Arnoud

Mag de politie zeggen “U twittert wel heel veel”?

twitter-agent-politieTwitterende tegenstanders van azc’s moeten rekening houden met een bezoekje van de politie. Mag dat? Dat schreef NRC vorige week. „Wij hebben orders gekregen om u te vragen op uw toon te letten. Uw tweets kunnen opruiend overkomen”, kreeg een Sliedrechtenaar te horen nadat hij had getwitterd over een AZC-bijeenkomst. Iets strafbaars zei hij niet, dus dat roept dan de vraag op, waar bemoeit die agent zich mee? En hoezo gaan ze dan langs je huis om wat te zeggen van je tweet?

In principe heeft een agent het recht zich te bemoeien met wat je in de openbaarheid doet, als dat de openbare orde raakt. Dat staat zo in artikel 3 Politiewet:

De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven.

Als een agent je ziet terwijl je hard fietsend op een rood stoplicht afkomt, dan mag hij je manen af te remmen, ook al ben je nog niet door rood gefietst. Dit artikel geldt dus niet alleen bij daadwerkelijk gepleegde strafbare feiten. Ik zie het principiële verschil niet tussen mensen op straat waarschuwen niet door rood te rijden en mensen op straat waarschuwen geen strafbare dingen te gaan roepen.

Artikel 3 is overigens niet bedoeld voor activiteiten waarbij de politie inbreuk maakt (“een meer dan geringe”, althans) op grondrechten van burgers. Een huis doorzoeken of iemands mailbox lezen kan dus niet op grond van dit artikel, daar is een specifiek bevel voor nodig onder het Wetboek van Strafvordering.

Maar, zo weten we ondertussen, de politie mag kijken wat er in het openbare internet allemaal gebeurt. In de jihadzaak van december werd over rechercheren op internet gezegd:

Zoals de politie, al dan niet in burger, op straat mag surveilleren en rondkijken, zo mag een rechercheur vanachter zijn computer hetzelfde doen op internet. Een uitdrukkelijke wettelijke grondslag is daarvoor niet nodig’. Daarbij wordt door de Minister opgemerkt dat deze bevoegdheid om rond te kijken op een openbaar netwerk niet de bevoegdheid impliceert om stelselmatig voor de uitoefening van de politietaak gegevens van internet te downloaden en in een politieregister op te slaan.

Op internet rondkijken is dus hetzelfde als op straat surveilleren. En als je op straat iemand hoort schreeuwen “Laat ze oprotten die teringleiers, we gaan met z’n allen naar het gemeentehuis”, dan mag je als agent even een praatje aanknopen. Ook als men slechts volstrekt legale bedoelingen heeft en niet meer wil dan oproepen tot een legale betoging bij het gemeentehuis om onvrede te brengen. (“Teringleiers” roepen in een politieke discussie lijkt me niet direct strafbare groepsbelediging.) Je zit in een grijs gebied met zo’n oproep, en deel van de taak van de politie is die grijze gebieden netjes houden.

Hetzelfde argument werd aangehaald bij het raadplegen van Google Earth in een belastingfraudezaak. Men citeert de minister:

Zoals de politie, al dan niet in burger, op straat mag surveilleren en rondkijken, zo mag een rechercheur vanachter zijn computer hetzelfde doen op Internet. Een uitdrukkelijke wettelijke grondslag is daarvoor niet nodig, mits dat optreden gerekend kan worden tot de uitvoering van de politietaak (zie artikel 2 [nu artikel 3, AE] Politiewet 1993).

Een keertje kijken op Google Earth viel hieronder, omdat het incidenteel was en een openbare bron. Twitter en Facebook zou ik in principe hier ook onder rekenen, in ieder geval zolang het openbaar is en je geen kunstgrepen met nepaccounts en bevrienden uit hoeft te halen. Immers, zelfs je volgen op Twitter is nog niet automatisch een “meer dan geringe” inbreuk.

Tegelijk lijkt het me zeker nogal heftig om een agent aan je deur te krijgen, heftiger dan op straat te horen “kan het even wat minder meneer”. Op straat is het direct gerelateerd aan je actie, en als men een week later thuis langskomt dan mis je die link. Maar ik zie dat als inherent aan het medium Twitter: men kan moeilijk direct er wat van zeggen, dus logisch dat het even duurt. Ik denk niet dat mensen onder de indruk zijn als de politie terug gaat twitteren “@jijdaarmetdiehashtag even dimmen meneertje”.

Arnoud

Mag de politie rechercheren op Facebook of Twitter?

twitter-agent-politieDe politie rechercheerde op Facebook niet volgens de regels in de recente jihadzaak, maar dit heeft geen gevolgen voor het vonnis. Dat las ik bij RTL Z. Er was stelselmatig op onjuiste wijze informatie gewonnen via Facebook, en dat is in strijd met de regels die de politie moet volgen bij informatie inwinnen.

Het vonnis laat zien hoe de zaak in zijn werk ging. De zes verdachten in deze zaak hadden diverse socialemediaaccounts, zoals Facebook en Twitter. De politie wilde de daar beschikbare informatie monitoren en besloot daarom nepaccounts aan te maken (op namen van “Aboe Noewas” en “Ab Bashir”) die zelf openbare informatie plaatsten, maar ook berichten en Facebook-vriendschapsverzoeken stuurden naar de verdachten. Dat werkte, en men kreeg zo toegang tot de informatie die deze verdachten plaatsten. Die werd vervolgens gelogd voor later gebruik.

Nu is er op zich weinig mis met een nepaccount aanmaken en anderen gaan bevrienden of volgen, maar specifiek voor de politie ligt dat anders. Die mogen niets doen dat de grondrechten van de burger schendt, tenzij daar een grondslag in het wetboek van strafvordering voor gevonden wordt. Die werd gevonden in artikel 126j Strafvordering:

In geval van verdenking van een misdrijf kan de officier van justitie in het belang van het onderzoek bevelen dat een opsporingsambtenaar (…) zonder dat kenbaar is dat hij optreedt als opsporingsambtenaar, stelselmatig informatie inwint over de verdachte.

Taalkundig sluit dit best goed aan bij “onder een nepnaam op Facebook een verdachte bevrienden en zien wat hij post”. Toch maakte de verdediging bezwaar: de bevelen waren over een zeer beperkte periode gegeven, en er werd veel langer gevolgd en geregistreerd. Het OM stelde daar tegenover dat een politieagent in het algemeen gewoon mag rondkijken wat mensen in het openbaar doen en zeggen. Artikel 3 Politiewet geeft haar die bevoegdheid, zolang er geen inbreuk op de grondrechten plaatsvindt.

De rechtbank duikt in de wetsgeschiedenis van artikel 126j en merkt dan op:

‘Zoals de politie, al dan niet in burger, op straat mag surveilleren en rondkijken, zo mag een rechercheur vanachter zijn computer hetzelfde doen op internet. Een uitdrukkelijke wettelijke grondslag is daarvoor niet nodig’. Daarbij wordt door de Minister opgemerkt dat deze bevoegdheid om rond te kijken op een openbaar netwerk niet de bevoegdheid impliceert om stelselmatig voor de uitoefening van de politietaak gegevens van internet te downloaden en in een politieregister op te slaan.

Het meelezen met actuele berichten die iemand post op Facebook op Twitter, zou je nog kunnen zien als gewoon rondkijken. Maar je kunt veel meer: zodra je bevriend bent met iemand, kun je terug in zijn geschiedenis en oude berichten lezen. Daarmee had de politie dat alleen mogen doen onder een artikel 126j-bevel voor de gehele periode dat er werd gevolgd en gelogd.

Een vormverzuim dus, zoals dat juridisch heet. In politieseries is dan meteen de hele zaak stuk en kunnen de verdachten triomfantelijk naar huis. Maar in de Nederlandse rechtspraktijk werkt het niet zo. De rechtbank kijkt eerst hoe ernstig de gevolgen waren en beslist dan of bijvoorbeeld dat bewijs buiten beeld moet blijven, of dat strafvermindering wordt opgelegd. Grof gezegd hangt dat helemaal af van hoe ernstig de inbreuk is en in hoeverre de verdachte daardoor geen eerlijk proces meer krijgt.

De rechter gaat in dit geval behoorlijk soepel om met het verzuim:

De verzamelde gegevens waren publiekelijk toegankelijk. Het betreft dus een andere (en minder ernstige) situatie dan de situatie waarin informatie wordt verzameld in een afgesloten ‘ruimte’ (bijvoorbeeld een woning). Van belang in dit verband is ook dat verdachten hun Facebookpagina’s met name gebruikten om uit te dragen waar zij voor stonden, voor hun boodschap; het was hen er juist om te doen dat anderen kennis namen van de inhoud van hun pagina’s.

Oftewel: omdat de verdachten zelf bedoeld hadden de informatie wijd te verspreiden via Facebook, mogen ze nu niet klagen dat de politie die informatie heeft opgevangen. Ook al gebeurde dat met een onrechtmatig opgezet nepaccount. De dingen die met bevel hadden moeten gebeuren, worden geëxcuseerd met de opmerking dat “als de politie aan de officieren van justitie had gevraagd om bevelen ex artikel 126j Sv af te geven, dan zouden deze zonder enige twijfel zijn verstrekt.” Oftewel, niets aan de hand, opgelost & topicslotje. Dat gaat wel erg snel.

Het precedent is dus duidelijk. De politie mag incidenteel kijken op Facebook of Twitter. Wil men mensen structureel volgen of vriend worden, dan is in principe een bevel nodig. Maar belangrijk is wel hoe openbaar de verdachte de informatie maakt. Als het hun evidente bedoeling is informatie zelf wijd te verspreiden, dan mag de politie gerust meekijken. Vriend worden van een persoon met afgeschermd account die daar privédingen deelt met een beperkte groep, zou dus een specifiek bevel vergen. Ik moet zeggen, daar kan ik me wel in vinden.

Arnoud

Kan een hyperlink met preview auteursrechtinbreuk zijn?

panorama-holleeder-foto-prevewiEen Twitter- of Facebookpreview met daarin een foto kan een auteursrechtinbreuk zijn. Dat maak ik op uit een recent vonnis in een zaak tussen een fotograaf en online kiosk Myjour. Eh, oeps, einde van het internet, al die dingen?

Bij een artikel in de Panorama was een foto van Willem Holleeder afgedrukt. Dit artikel kon digitaal worden gekocht via Myjour (er was dus een afspraak tussen Panorama en Myjour) en ter promotie deelde Myjour een link naar het artikel op diverse media, zoals Twitter en Facebook. Deze publiceerden de link inclusief previewtekst en verkleinde foto. Vervolgens meldde zich de fotograaf: dat was auteursrechtinbreuk want hij had nooit toegestaan dat de foto op internet kwam, dus graag betalen.

Myjour beriep zich op het Svensson-arrest: zij linkten alleen maar naar het artikel zoals dat legaal in hun kiosk te koop was, en boden de foto dus niet aan een nieuw publiek aan. De foto was gewoon deel van het artikel. Verder stelde men dat het Twitter en Facebook waren die de foto toonden, niet zijzelf. Maar dat wordt niet geaccepteerd: je kunt dat immers uitzetten als je een link deelt.

Het criterium uit Svensson is dat van een “nieuw publiek”. In die zaak stonden nieuwsberichten gewoon online, zonder toegangsbeperking of wat dan ook. Daar een link naar leggen, ook via embedden of frames, is dan geen inbreuk op het auteursrecht, aldus het Hof van Justitie. Het publiek was al die tijd al het gehele internet, daar verandert je link niks aan. Als de link wél een nieuw publiek opentrekt, dan ligt dat anders. Omzeil je met de link bijvoorbeeld een login, dan kunnen andere mensen erbij dan oorspronkelijk bedoeld.

Myjour heeft een afspraak met Panorama over herpublicatie. Het publiek dat bij Myjour klant is, wordt dus met toestemming bereikt. Maar is dat publiek hetzelfde als “heel internet”? Ik denk het niet, want de content staat dan achter een betaalmuur. De content die Myjour gratis publiceert (bijvoorbeeld, eerste alinea + kleine foto) zou voor mij dan voor “heel internet” beschikbaar zijn, en die foto embedden in een linkpreview zou dan geen nieuwe openbaarmaking zijn.

De zaak wordt wel complexer als je bedenkt dat die linkpreviewfoto vaak geen embedded link naar de bronfoto is maar een verkleinde kopie. Dat is logisch, want dan heb je op Facebook/Twitter geen last van traag ladende bronsites. Maar dan gaat het eigenlijk automatisch mis met de auteursrechten: je maakt een kopie en geen link. Daar kom je niet uit met het Svensson-criterium denk ik. Dus dat wordt nog een probleem de volgende keren dat dit zich voor gaat doen.

Wat mij betreft had dit via het citaatrecht opgelost moeten worden, dit is immers gewoon aankondigen van iets legaals en daarbij is een snippet+foto doodnormaal. Maar de rechter wil daar niet aan: de naam van de fotograaf staat er niet bij. Ja, klopt, dat moet, maar wel “voor zover redelijkerwijs mogelijk”. En ik ben daar dan vast een fotografenhater in, maar ik vind het niet redelijk om bij een thumbnail te verlangen dat je naam erbij gezet wordt.

Arnoud