Op persoonlijke titel

banner-titel-naam-persoonlijk.jpgEen lezer vroeg me:

Af en toe zie je brieven of andere publicaties waarin iemand dingen zegt met zijn functie erbij, en dan “op persoonlijke titel”. Heeft dat nog een juridische betekenis?

Nee, niet dat ik weet. In ieder geval niet direct, ik ken geen enkele wet of regel die het heeft over de status van een uitspraak in het licht van de titel die de spreker voert. In de meeste gevallen gaat het ook puur om een verzoek: wilt u dit niet presenteren als de mening van het bedrijf.

Het kan van belang zijn bij toezeggingen of verklaringen over juridische situaties die de spreker doet. Als hij daarbij de indruk wekt namens het bedrijf te spreken, dan zou je het bedrijf onder omstandigheden daaraan kunnen houden (art. 3:61 BW). Een woordvoerder die zegt dat alle schade natuurlijk gewoon hun domme schuld is, zadelt zijn werkgever op met een aardige schadeclaim.

Door op zo’n moment “op persoonlijke titel” te spreken, kun je in ieder geval juridisch niet meer zeggen dat je mocht denken dat de persoon namens het bedrijf sprak.

Ik vond één vonnis waarin de vraag of iemand op persoonlijke titel sprak, relevant bleek. Een ambtenaar had via een ingezonden brief in de krant zijn mening geuit over een burger die veelvuldig procedeerde (“is het een vorm van arbeidstherapie om de dag door te komen?”). Deze spande daarop een proces aan tegen de gemeente, maar kreeg ongelijk bij de rechter:

Het is niet komen vast te staan dat [y] de gegevens waarvan hij zich in de brief bediende, alleen maar heeft kunnen verkrijgen als ambtenaar van de Gemeente; de gegevens hebben immers een openbaar karakter. Niet is dus gebleken dat [y] als schrijver van een ingezonden brief op persoonlijke titel, misbruik heeft gemaakt van zijn positie als ambtenaar.

De proceslustige burger had namelijk als stelling opgevoerd dat de ambtenaar de inhoud van de brief alleen had kunnen schrijven door kennis van zaken die alleen bij de gemeente bekend waren. Daarom moest de brief wel worden gezien als een brief van de gemeente. Maar dat ging dus niet op. De inhoud was onder andere gebaseerd op openbare rechtszittingen, en ook als aanwezig ambtenaar mag je daar dan gewoon uit putten.

Bij het zoeken vond ik trouwens ook nog deze zaak over de vraag of een jachtovereenkomst op persoonlijke titel met twee jagers was gesloten of met een de vereniging waar zij lid van waren. De inhoudsindicatie? “Geen eeuwige jachtvelden”. LOL.

Arnoud

Naaktfotodief krijgt in hoger beroep strafverlaging

Het publiceren van naaktfoto’s op internet is op zichzelf genomen geen belediging. Dat blijkt uit een arrest van het Hof Leeuwarden van vorige week. De zaak was het hoger beroep in de Manon-Thomaszaak van vorig jaar april, waarin de verspreiding van foto’s en filmpje van de presentatrice naast auteursrechtenschending ook een belediging jegens haar werd genoemd. De veroordeling vanwege de auteursrechten blijft in stand.

De insteek “belediging” bij de rechtbank was gebaseerd op het idee dat publicatie van naaktfoto’s een inbreuk opleveren op het grondrecht van onaantastbaarheid van het lichaam. Die inbreuk is een “aantasting van de eer en goede naam”. Diezelfde redenering werd gehanteerd in een smaadzaak uit 2008 waarbij verspreiding van naaktfoto’s via filesharing als smaadschrift werd gezien. Ook daar was het enkele feit dat het naaktfoto’s waren, genoeg om van smaad te kunnen spreken.

Het Hof acht hier de context juist van wezenlijk belang:

Het plaatsen van een (privé)filmpje waarop een persoon naakt te zien is, is als zodanig en op zichzelf niet te beschouwen als het beledigen bij afbeelding.

Goed, het gaat om belediging en niet om smaad maar de achterliggende gedachte is dezelfde. Uit de context moet blijken dat je de bedoeling had om iemands eer en goede naam aan te tasten. Dat blijkt niet uit het enkele feit dat je een naaktfoto online zet. (Ik kan geen legitieme andere reden bedenken om zonder overleg een naaktfoto online te zetten, maar goed.)

De schending van de auteursrechten blijft grond om de verdachte te veroordelen. Wel wordt de oorspronkelijke veroordeling wat genuanceerd. De foto’s waren namelijk in eerste instantie alleen gepubliceerd in gedeelde mappen op MSN van zes contactpersonen. Dat is volgens het Hof geen openbaarmaking in de zin van de Auteurswet. Het publiceren op Youtube is dat natuurlijk wel.

Naast auteursrecht werd ook nog het portretrecht opgevoerd: het openbaar maken van een portret zonder daartoe gerechtigd zijn is namelijk ook een strafbaar feit (artikel 30 Auteurswet, en ja ik moest dat ook even nazoeken). Opmerkelijk genoeg oordeelt het Hof dat wél sprake is van publicatie van een portret wanneer je die portretfoto in zo’n gedeelde map zet.

Opmerkelijk, maar begrijpelijk, want het Hof vindt schending van de privacy (waar het portretrecht over gaat) belangrijker dan de commerciële belangen van de fotograaf:

Het hof heeft hierbij in aanmerking genomen hetgeen met betrekking tot openbaarmaking in artikel 12 van de Auteurswet is opgenomen en de strekking van de Auteurswet die er op gericht is het commerciële belang van de auteursgerechtigde te beschermen.

[Bij de schending van het portretrecht] spelen niet alleen commerciële belangen een rol maar ook privacy-belangen van de geportretteerde.

De 180 uur werkstraf waartoe hij in eerste instantie werd veroordeeld, wordt verlaagd naar dertig uur. Ook wordt het smartengeld dat de man moet betalen verlaagd van 5.000 naar 3.000 euro. Wel is hij zijn computer kwijt – die is immers gebruikt om het misdrijf “schenden auteursrecht” te begaan.

Arnoud

“Rechter vindt archief belangrijker dan privacy”

Het Eindhovens Dagblad mag een artikel over een ontslagen vrouw gewoon online laten staan, meldde Webwereld gisteren. Dit omdat (zoals Henk Blanken het formuleert) het geheugen van kranten, hun digitale archief, belangrijker is dan de privacy van personen. De rechter vindt de publicatie niet onrechtmatig, en vindt dat de schadelijke gevolgen voor de vrouw dan ook voor haar eigen rekening moeten komen.

De persoon om wie het ging, was op non-actief gesteld met de cryptische mededeling “vanwege een gevoelige personele kwestie” in het gewraakte krantenartikel. Zo’n tekst, plus de mededeling dat men niet nader op de zaak in wilde gaan, suggereert dat er wel iets goed mis met de betrokkene zal zijn. De vrouw had dan ook aardig last van deze publicatie, zeker nadat het Eindhovens Dagblad haar zoekfunctie had verbeterden je eindelijk iets kon vindenen Google het artikel in haar archief opnam.

De eis tot weghalen dan wel afschermen van het archief was gebaseerd op de stelling dat sprake zou zijn van onzorgvuldige journalistiek: geen hoor en wederhoor, een schadelijke wijze van weergeven van de zaak en het na elf maanden nog steeds via Google toegankelijk houden. Daarbij werd geschermd met het Zwartepoorte-vonnis, waarin de site-eigenaar informatie moest afschermen omdat Google deze verkeerd samenvatte. Het argument daar was dat de aanpassing een kleine moeite zou zijn en de overlast groot, precies wat ook hier het geval was.

De rechter gaat hier niet in mee. Het artikel is niet onrechtmatig, en de overlast vanwege de Googleresultaten op mevrouws naam is dan ook geen reden om het artikel te moeten blokkeren. En bovendien werd meer geëist dan alleen een kleine pagina-aanpassing: het artikel moest onvindbaar worden. (Er werd geen anonimisering geëist voor zover ik kan zien in het vonnis.) Dat is onaanvaardbaar. Mevrouw had een aanvulling of rectificatie bij het artikel moeten vragen, dat had meer kans gehad.

Jammer genoeg kwam de advocaat niet met de Wet Bescherming Persoonsgegevens aanzetten, afgezien van een tussenneusenlippendoorvermelding dat de verwerking “op juiste en nauwkeurige wijze [had] dienen plaats te vinden”. Als hij had betoogd dat vermelding van de naam van mevrouw geen toestemming en aantoonbare noodzaak had, hadden we eindelijk eens een principiële uitspraak gehad over de WBP versus de uitingsvrijheid. Anders gezegd: dan hadden we geweten of het blijven noemen van iemands naam in een gearchiveerd nieuwsbericht mag (persvrijheid) of niet (privacy).

Volgens de richtsnoeren van het CBP had het archief trouwens gewoon op slot gemoeten, precies vanwege deze problemen. En de WBP geldt ook voor krantenarchieven.

Arnoud

Is een afgesloten Hyve nu wel of niet openbaar?

Kun je op een afgesloten Hyvespagina smaad plegen, oftewel “ruchtbaarheid geven aan een bepaald feit”? Vorig jaar november bepaalde het Hof Leeuwarden van wel, maar een maandje eerder vond het Hof ‘s-Hertogenbosch juist van niet. Dat signaleerden Edward Brüheim en Arno Lodder een tijdje terug.

In beide gevallen ging het om smaad, waarbij het relevante criterium is of je “ruchtbaarheid” geeft aan een bepaald feit. Volgens de Hoge Raad betekent dat “ter kennis van het publiek brengen”, waarbij “publiek” wordt gedefinieerd als “een bredere kring van betrekkelijk willekeurige derden”. De standaardvergelijking is die van de huiskamer: wat je daarin zegt, is in principe geen smaad, omdat de daar aanwezigen geen “publiek” zijn. (Tenzij je natuurlijk willekeurige derden door je woonkamer laat lopen.)

Het Hof Den Bosch oordeelde dat

de verdachte de gewraakte berichten niet ter kennis heeft gebracht aan een bredere kring van betrekkelijk willekeurige derden, maar aan een beperkt aantal selecte personen. Hierdoor is niet voldaan aan het bestanddeel “met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven”.

Het ging in deze zaak namelijk om slechts 10 à 12 personen (voornamelijk familieleden) die toegang hadden tot de krabbels. Op zich is dat te billijken, iets aan een paar familieleden vertellen is niet hetzelfde als willekeurige mensen op straat aanschieten. Echter, in het Leeuwardse arrest kwalificeerde het Hof de 25 Hyvesvrienden die de verdachte had als

een in potentie ruimere kring van personen, die kennelijk naar eigen inzicht en zonder enige restrictie over de uitlatingen mocht beschikken, waarbij daarnaast een verdere verspreiding van de gewraakte tekst door de oorspronkelijk geadresseerden -gezien de aard van de beschuldiging- voor de verdachte niet alleen in theorie voorzienbaar was maar ook op voorhand feitelijk te verwachten viel.

Daarmee was die groep Hyvesvrienden ineens wél een groep “betrekkelijk willekeurige derden”.

Hoe valt dit verschil te verklaren? Het ligt voor de hand om naar die aantallen te kijken, maar dat lijkt me te simplistisch. Arno Lodder vindt “de wijze van beheer van een profiel en de wijze van communiceren” belangrijker. Edward Brüheim lijkt het met hem eens te zijn als hij schrijft:

Zou dit oordeel anders geweest zijn als de vrouw een groot copyright-symbool onder haar schrijfsels had geplaatst, of iedere bijdrage was begonnen met de zin: “Wat ik nu ga vertellen, moet wel tussen ons blijven!”?

Ik betwijfel echter of dat veel zal helpen. Volgens mij was de zwaarte van de uitlating belangrijker. Iemand uitmaken voor kindermisbruiker is een heel stuk heftiger dan iemand een oplichter noemen (“althans (telkens) een of meerdere tekst(en) van gelijke aard en/of strekking”). En bij zo’n zware beschuldiging, gedaan door iemand die het kan weten, is het inderdaad te verwachten dat die mensen het gaan doorvertellen buiten de directe kring van lezers. Het Hof Leeuwarden doelt daar volgens mij op met

waarbij daarnaast een verdere verspreiding van de gewraakte tekst door de oorspronkelijk geadresseerden -gezien de aard van de beschuldiging- voor de verdachte niet alleen in theorie voorzienbaar was maar ook op voorhand feitelijk te verwachten viel.

en dat aspect zie ik niet terug in het arrest uit Den Bosch. Het is alleen wel een heel lastig criterium: je moet bij het doen van de beschuldiging je afvragen of je lezers het door gaan vertellen. Dat lijkt me niet werkbaar in het algemeen, dus ik hoop dat één van deze zaken naar de Hoge Raad gaat voor een definitief oordeel over de “virtuele huiskamer”. Hoewel, een huiskamer vol met krabbels?

Update (27 juli 2011) de Hoge Raad oordeelt in cassatie van de Leeuwardse zaak dat het Hof daar correct gehandeld heeft. Als vaststaat dat

de tekst op de Hyves-pagina van de verdachte zichtbaar was voor personen die kennelijk naar eigen inzicht en zonder enige restrictie over de uitlating konden beschikken,

dan mocht de verdachte verwachten dat de geplaatste tekst verder zou worden verspreid. Daarmee was inderdaad sprake van smaad. De HR doet geen uitspraken over hoe groot die groep moet zijn: het gaat dus om “mocht iedereen met de uiting doen wat hij wilde, of was er een impliciete dan wel expliciete geheimhouding”.

Update (9 juli 2012) in een andere zaak waarbij smaad civielrechtelijk aan de orde was, bepaalde de rechter dat de grens bij hem op “meer dan om en nabij 15 mensen” zou liggen. Bewijsopdracht aan de eiser gegeven of dat gehaald werd. We zullen zien.

Arnoud

Laster of smaad tegen een nickname

anoniem-pseudoniem-nickname-bijnaam-naam.pngEen lezer vroeg me:

Mensen gebruiken bij het schrijven van berichten op internetfora en weblogs veelal schuilnamen (nicknames) om hun privacy te beschermen. Echter zij bouwen onder deze nicknames wel een reputatie op op internet en zijn niet alleen door hergebruik van deze nickname op bijvoorbeeld een ander forum of weblog, maar anders gauw door hun schrijfstijl en inhoud, herkenbaar voor anderen. Als nu een ander een smadelijke of lasterlijke uiting tegen deze nicknaam publiceert, is dat dan strafbaar?

Smaad is “opzettelijk iemands eer of goede naam aanranden door telastlegging van een bepaald feit”, oftewel van iets concreet beschuldigen. Ook als de beschuldiging waar is, kan het smaad zijn. Als je weet dat de beschuldiging niet waar is, dan pleeg je laster.

Smaad en laster kunnen ook op websites en forums worden gepleegd, zelfs als ze relatief besloten zijn. Formeel heet het dan “smaadschrift”, omdat een webpagina een geschrift is in de ogen van de wet, en daarmee verdubbelt de maximale straf (een jaar in plaats van zes maanden cel).

Het wetsartikel eist niet letterlijk dat je de besmade persoon bij naam noemt. Maar wel moet uit de uiting duidelijk zijn om wie het gaat. “Er zit een oplichter op dit forum” is geen smaad, maar “de topicstarter in deze draad is zelf een oplichter” is dat wel. Het lijkt me dan ook niet dat het uitmaakt of die topicstarter bekend is als “Henk de Vries” of “henkiepenkie78” dan wel “Dark Avenger”. Zolang mensen weten wie ermee wordt bedoeld, is sprake van een “iemand” in de zin van de wet, en als die iemand zijn eer of goede naam wordt aangerand, kan sprake zijn van smaad.

Een lastig punt voor de praktijk is wat je kunt doen als besmade forumdeelnemer als je alleen onder zo’n nickname bekend zijn. Je kunt natuurlijk aangifte doen of zelf een rechtszaak beginnen, maar dan ben je wel je anonimiteit kwijt. En het is nog maar zeer de vraag of zo’n aangifte daadwerkelijk tot vervolging leidt of dat een eigen rechtszaak het geld en de moeite waard zijn.

Een klacht bij de forumbeheerder kan natuurlijk altijd. Lastig is alleen dat die moeilijk kan bepalen of een klacht terecht is. Een nare opmerking is lang niet altijd smaad, en zelfs als de uiting duidelijk iemands goede naam door het slijk haalt, hoeft nog geen sprake te zijn van smaad. Als namelijk “het algemeen belang de telastlegging eiste” en de poster oprecht meende dat de uiting waar was, dan kan geen sprake zijn van smaad. Maar hoe bepaal je dat in vredesnaam als forumbeheerder?

Een tussenvorm zou kunnen zijn dat je het e-mail- of IP-adres vordert van de beheerder, zodat jij zelf achter de plaatser aan kunt. Maar ook daar zit de forumbeheerder met het probleem van die afweging.

Kortom: ja, het kan smaad zijn maar praktisch gezien zie ik niet zo goed wat je kunt doen.

Arnoud

Machtiging rechter-commissaris bij strafbare uitingen echt nodig

wetboek-strafvordering-2009-2010.pngEen webhoster hoeft smadelijke berichten niet te verwijderen als het OM dat eist, tenzij er een machtiging van de rechter-commissaris bij zit. Dat blijkt uit een recent vonnis van de rechtbank in Assen. Die rechtbank oordeelde in 2008 net zo, maar het OM was in hoger beroep gegaan en de zaak werd terugverwezen voor een nieuw vonnis, dat dus identiek is aan het vorige.

In feite is de zaak zo simpel dat ik niet snap waarom deze hele toestand nodig was. Op een website stond een vermeend lasterlijke uiting over een advocaat. Het OM had de webhoster (Budget Webhosting) gesommeerd deze te verwijderen, maar zo’n bevel mag op grond van artikel 54a Wetboek van Strafrecht alleen worden gegeven als de rechter-commissaris daar toestemming voor heeft gegeven. En die was er niet.

in het Dagblad van het Noorden zegt de Officier van Justitie boos:

“In Assen verleent de rechter-commissaris gewoon geen toestemming. Daarmee is dit wetsartikel in feite geschrapt, want dit vonnis is nu de standaard”, aldus officier van justitie Jan Hoekman.

Dat lijkt terug te komen in het vonnis als:

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vereiste machtiging wel aan de rechter-commissaris is gevraagd doch dat de rechter-commissaris op formele/principiële gronden tot niet ontvankelijkheid van het OM heeft beslist. Een inhoudelijke toetsing heeft niet plaatsgevonden door de rechter-commissaris.

Er is echter geen manier voor een OvJ om in beroep of bezwaar te gaan tegen zo’n beslissing. Dat verklaart zo te lezen waarom deze officier toch de strafzaak heeft doorgezet. Echter, de rechtbank vindt dat geen argument om dan de provider toch maar te gaan vervolgen: deze moet kunnen afgaan op de wet, en als daarin staat dat er een machtiging van de R-C moet zijn dan moet die er zijn, anders is de provider niet gehouden het bevel op te volgen.

Oftewel: jammer voor die OvJ dat men in Assen kennelijk alleen koppige Drenten als rechters-commissaris (rechter-commissarissen?) heeft zitten maar het alternatief is dat de officier in strijd met de wet bevelen mag geven tot weghalen van teksten.

Update (9 januari 2010): zie ook het TILT-rapport ‘Wat niet weg is, is gezien’ met achtergrond van art. 54a Strafrecht en de (on)mogelijkheiden voor het OM bij weigerachtige R-Cs.

Update (30 augustus 2014) de Hoge Raad beslist dat ook de provider niet in beroep of bezwaar kan als hij gehoor gaf aan het bevel en de officier vervolgens de zaak seponeert tegen de plaatser.

Arnoud

“Minder openbare” websites bestaan niet

Semi-openbare websites bestaan per definitie niet, zo ging NRC Handelsblad gisteren kort door de bocht. Het Gerechtshof Amsterdam had namelijk in hoger beroep een man veroordeeld die op Polinco.net discriminerende teksten had achtergelaten. Eerder had de rechtbank hem vrijgesproken omdat lezers niet onverhoeds tegen de uitingen aan zouden kunnen lopen en daarmee de uiting niet als “in het openbaar” te zien zou zijn.

De uitspraak is op zich geen verrassing; al eerder oordeelde ditzelfde Hof dat internetpublicaties per definitie openbaar zijn vanwege de grote reikwijdte van het medium. En in een ander recent arrest werd een afgeschermde Hyve ook als min of meer openbaar aangemerkt.

Het kort-door-de-bocht gaande van NRC zit hem in de “bestaan per definitie niet”: in al deze zaken ging het om publicaties die in principe een onbeperkt publiek kunnen bereiken. Ok, bij die afgeschermde Hyve lag dat wat onduidelijker maar ook daar kon iedere Hyvesvriend bij de tekst. In haar eerder arrest wijst het Hof zelf al op het feit dat “[n]iet gebleken is dat de website bijvoorbeeld met een wachtwoord was beschermd” als aanwijzing dat de website openbaar zou zijn. Dus wat nu als ik de publicatie achter een wachtwoord zet dat alleen enkele kennissen weten? Of een besloten forum met beperkte toegang voor enkele geregistreerde gebruikers?

Arnoud

Hoezo eigenlijk moeten onrechtmatige publicaties weggehaald worden?

Afgelopen maandag las ik op Blikopdebeurs.com over een vonnis over een ruzie over forumpostings. Twee berichten bleken onrechtmatig, omdat daarin iemand voor “oplichter” (en ook “oplichters en dieven”) werd uitgemaakt zonder dat dat voldoende basis in de feiten bleek te hebben. Nu lijkt dat op zich wel te kloppen, maar de opmerkingen in het begin van het vonnis intrigeerden me: waarom moesten deze berichten eigenlijk verwijderd worden?

Het vonnis opent namelijk met een discussie over de vraag of de forumposts wel onder de vrijheid van meningsuiting vallen. Natuurlijk, zegt de rechtbank. Ook mensen die geen professioneel journalist zijn, komt uitingsvrijheid toe. Zij mogen op forums discussiëren over -in dit geval- mogelijke misstanden in de financiële wereld. Overigens ben je al snel journalist volgens het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Natuurlijk moeten ook journalisten de grenzen van de wet in de gaten houden, en ook journalisten kunnen worden veroordeeld als zij smaad plegen.

Die discussie deed me denken aan een al wat oudere uitspraak van de Raad voor de Journalistiek over media-archieven. Moeten de media kunnen vergeten, zoals Henk Blanken het kernachtig formuleerde. Het oordeel van de Raad: nee. Ik citeer Blankens advies:

Archieven moeten principieel beschermd worden tegen “correcties”. De samenleving moet op hun integriteit kunnen vertrouwen. … Een ondeugdelijk bericht moet worden gerectificeerd, maar een onwelgevallig artikel wordt niet uit het archief verwijderd, evenmin als aan het archief met terugwerkende kracht artikelen kunnen worden toegevoegd omdat die een “beter” beeld geven van het verleden. De journalist dient de waarheid, ook met terugwerkende kracht.

Dit heeft zich ondertussen vertaald in dit advies uit de Leidraad van de Raad:

Het publieke belang van zo volledig mogelijke, betrouwbare archieven waarvan de inhoud niet kan worden gewijzigd, weegt in beginsel zwaarder dan het belang dat personen kunnen hebben bij het verwijderen of anonimiseren van gearchiveerde artikelen met een voor hen onwelgevallige inhoud. Slechts in bijzondere gevallen kan dit maatschappelijk belangrijke principe wijken voor een privébelang.

Ik snap het standpunt, maar ik krijg wel de indruk dat zich nu een dubbele standaard aan het ontwikkelen is. Websites die onrechtmatige uitingen publiceren, moeten die verwijderen – ook als de uiting in het kader van journalistiek is gedaan. Maar kranten die onrechtmatige uitingen publiceren, hoeven alleen een rectificatie te publiceren. Er hoeft niet eens een kadertje bij het gewraakte artikel om aan te geven dat die rectificatie er is. Waarom? Ik begrijp daar echt niets van.

Ok, ik weet dat veel websites verder gaan dan kranten of tijdschriften. Dat een gênant en beschamend filmpje van internet moet, kan ik nog billijken. Daar was ook geen serieus journalistiek motief voor te verzinnen, volgens de rechter. Maar een discussie als deze lijkt me gewoon onder de noemer van journalistiek te vallen, zeker gezien de brede definitie van het mensenrechtenhof.

Dat het weggehaald kan worden, is geen argument. Dat kan bij online krantenarchieven ook, maar die mogen -volgens de Raad- gewoon online blijven staan.

Ik vraag me af hoe ver je komt als je bij een krant gaat eisen dat ze een duidelijk kader in het gearchiveerde bericht opnemen met een verwijzing naar de rectificatie.

Arnoud

Afgeschermde Hyve is toch openbaar!

Op een afgeschermde Hyvespagina een opmerking plaatsen kan smaad zijn, ook als er maar een man of twintig toegang heeft tot die Hyve. Dat blijkt uit een arrest van het Gerechtshof Leeuwarden van vorige week. Dit bevestigt het vonnis van de politierechter van vorig jaar in deze zaak. Ik klaagde toen dat het vonnis niet gepubliceerd was, maar gelukkig publiceert het Hof haar arrest wel.

De opmerking in kwestie kwam neer op “ik moet mijn kind meegeven aan een pedo”, waarmee de plaatser haar ex-partner bedoelde. Zo’n opmerking is eigenlijk altijd smaad, maar hier speelde dus de juridische kwestie of deze vrouw wel de vereiste “ruchtbaarheid” wilde geven aan de opmerking. Smaad is namelijk alleen strafbaar als er ruchtbaarheid wordt gegeven, als de opmerking “ter kennis van het publiek” wordt gebracht of dat in ieder geval je bedoeling was. Volgens de Hoge Raad wordt met “publiek” een relatief brede kring van betrekkelijk willekeurige derden bedoeld.

Het Hof bepaalt nu dat zo’n afgeschermde Hyve ook telt als zo’n relatief brede kring, zodat uitlatingen die daar staan ook onder smaad kunnen vallen.

Het betrof immers niet een beperkt aantal geadresseerden die -zoals de raadsman de vergelijking maakt- in de beslotenheid van de huiskamer vertrouwelijke informatie krijgt toevertrouwd. In het onderhavige geval gaat het om een in potentie ruimere kring van personen, die kennelijk naar eigen inzicht en zonder enige restrictie over de uitlatingen mocht beschikken, waarbij daarnaast een verdere verspreiding van de gewraakte tekst door de oorspronkelijk geadresseerden -gezien de aard van de beschuldiging- voor de verdachte niet alleen in theorie voorzienbaar was maar ook op voorhand feitelijk te verwachten viel.

Het is jammer dat geen aandacht werd besteed aan de lijn die de rechtbank Amsterdam vorige zomer inzette. De rechtbank oordeelde toen dat je op een besloten forum niet voor het publiek spreekt, in een kennelijke poging het grondrecht vrije meningsuiting eens wat nadrukkelijker neer te zetten. In een arrest van het Hof Amsterdam van vlak daarna werd de intrigerende opmerking gemaakt dat “Niet gebleken is dat de website bijvoorbeeld met een wachtwoord was beschermd”, wat me toen al deed afvragen of een website met een wachtwoord niet openbaar zou zijn.

Arnoud<br/> Foto: Robert Gaal, Flickr, CC-BY 2.0.

Mogen beschuldigingen van oplichting nog na vrijspraak?

tros-opgelicht.pngMag je iemand een oplichter noemen als hij in een strafzaak over oplichting vrijgesproken wordt? Ja, dat mag, zo vonniste de kortgedingrechter eind september. Een boekhouder zag zijn naam besmeurd (“wij zijn opgelicht door een boekhouder”, “bedonderd en opgelicht” etcetera) op het forum van TROS Opgelicht, en eiste verwijdering van deze berichten omdat de strafrechter hem had vrijgesproken van alle aanklachten over oplichting. Maar gezien de ernst van de feiten moet de man toch tolereren dat mensen in dergelijke termen over hem spreken.

De eiser was actief als boekhouder. In september 2007 werd in een uitzending van het televisieprogramma gemeld dat hij wel geld aannam maar geen werk verrichte, waarna een “aanzienlijk aantal personen” aangifte tegen hem deed wegens oplichting. De strafrechter sprak hem echter vrij, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij werkelijk mensen wilde oplichten. Er was wel flink gefactureerd voor gebrekkig uitgevoerde werkzaamheden, maar dat is in principe alleen een kwestie van wanprestatie en nog geen oplichting.

In 2008 kwam de man weer ter sprake, ditmaal op het forum van Opgelicht!, met opmerkingen als:

Tevens is dit hele gebeuren een nasleep van dat wij zijn opgelicht door een boekhouder en waarvan de rechtszaak dit jaar gaat starten en waarin ook de ABN AMRO een hele grote rol speelt,

en

Bij die toenmalige vriendin heeft hij ook een schuld achter gelaten van EUR 200.000,- en ook zij draait op voor die schuld, zo doet hij dat bij iedereen.

De boekhouder eiste van de TROS dat deze dergelijke opmerkingen van haar forum zou verwijderen. Kort gezegd omdat hij vrijgesproken was in de strafzaak, geen strafblad heeft en een aantal mensen al vrijwillig berichten had verwijderd.

De rechtbank wijst de eis echter af, met een beroep op de vrijheid van meningsuiting van de forumdeelnemers. Zoals altijd bij een dergelijk beroep wordt het dan een belangenafweging:

Het belang van [eiser] is dat hij niet mag worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen. Het belang van Tros c.s. is dat zij zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend of waarschuwend moet kunnen uitlaten over misstanden die de samenleving raken. Welke van deze belangen de doorslag behoort te geven, hangt af van alle ter zake dienende omstandigheden van het geval. De mate waarin de beschuldiging steun vindt in het beschikbare feitenmateriaal, is één van die omstandigheden.

En het is die ‘steun in het feitenmateriaal’ waarmee de TROS en de forumdeelnemers het winnen. Deze eis is minder streng dan de eis uit de strafwet om veroordeeld te worden voor oplichting. De deelnemers hadden voldoende feiten en stellingen ingebracht om in ieder geval aannemelijk te maken dat ze zich opgelicht voelden. Het enkele feit dat de boekhouder niet veroordeeld was, is niet genoeg om daar tegenin te gaan.

Daarbij komt nog dat termen als “bedonderd” en “opgelicht” in het dagelijks spraakgebruik een andere betekenis hebben dan in de strafwet. Mensen geven daarmee aan hoe zij “aankijken tegen de wijze waarop zij door [eiser] zijn behandeld”, aldus de rechter. Je hoeft die uitlatingen dus niet langs de lat van de strafwet te leggen om te kijken of ze rechtmatig zijn. (Dit is dus wat anders dan het ridicule onderscheid tussen “ik vind hem een oplichter” en “hij is een oplichter” – het gaat erom of de term “oplichter” gepast is gezien de feiten.)

Alles bij elkaar heeft deze boekhouder te tolereren dat zijn naam zo wordt aangetast:

De ernst van de feiten is gelegen in de aard daarvan en in de weerslag die deze hebben op degenen die door de praktijken van [eiser] zijn gedupeerd en daardoorveelal niet alleen financieel aanzienlijk nadeel hebben geleden, maar ook in het sociale leven, psychisch en fysiek de negatieve gevolgen daarvan ervaren. Derhalve heeft Tros c.s. een gerechtvaardigd belang om het publiek te waarschuwen voor de praktijken van [eiser], ook indien dat met zich brengt dat [eiser] in een negatief daglicht komt te staan en ook indien deze praktijken (vooralsnog) niet hebben geleid tot een strafrechtelijke veroordeling van [eiser].

Opmerkelijk is wel dat de verhouding tussen de TROS zelf en de deelnemers niet ter sprake komt. De rechtbank heeft het steeds over “TROS c.s.”, en wekt daarmee de indruk dat de TROS dus wel degelijk zelf aansprakelijk gehouden had kunnen worden als de eis inhoudelijk kans van slagen had gehad.

Arnoud