Conclusie Europese Hof van Justitie over afgeven persoonsgegevens

Wat betekent de conclusie van de advocaat-generaal van het Europese Hof van Justitie over het afgeven van verkeersgegevens van klanten?

Over het afgeven van persoonsgegevens door providers is veel te doen. Recente jurisprudentie lijkt te suggereren dat dat altijd moet als er een klacht komt van bijvoorbeeld BREIN of de Buma. Zelfs XS4All heeft haar beleid op dit punt versoepeld. Nu moet het Europese Hof zich voor de eerste keer buigen over de vraag of een provider verplicht kan worden persoonsgegevens aan auteursrechten-organisaties af te geven.

Er zijn nu al twee stromingen over wat deze conclusie betekent: afgifte van verkeersgegevens is verboden, of juist het verbieden van afgifte is toegestaan.

Kokott begint namelijk als volgt (met dank aan Planet voor de vertaling)

Hieruit volgend zal ik aantonen dat de gemeenschapsrechterlijke voorschriften over databescherming bij elektronische communicatie de doorgifte van persoonlijke verkeersdata slechts toestaan aan instellingen van de staat en geen directe doorgifte aan de vertegenwoordigers van rechtenorganisaties, die hun eisen civielrechtelijk kunnen vorderen.

Dat lijkt dus duidelijk: afgifte is verboden.

De uiteindelijke aanbeveling aan het Hof is echter veel minder verstrekkend:

Het is met het Gemeenschapsrecht verenigbaar wanneer Lidstaten de doorgifte van persoonlijke verkeersgegevens in het kader van civielrechtelijke handhaving van auteursrechten verbieden.

En daarom zegt BREIN:

De conclusie van de AG komt erop neer dat het EU recht toestaat dat lidstaten bepalen dat persoonsgegevens niet voor dit doel aan private patrijen mogen worden afgegeven. Als het Europese hof die conclusie volgt dan is vervolgens de vraag of een lidstaat een dergelijke uitsluiting kent. In die landen zou dan alleen strafrechtelijke vervolging van inbreukmakende p2p-gebruikers zijn toegestaan. In Nederland is dat niet het geval.

Maar dat gaat me ook weer te snel. Het Hof moet antwoord geven op vragen van nationale rechtbanken, en de vraag was hier, “mag de Spaanse rechter verbieden dat persoonsgegevens worden afgegeven in civiele zaken?” Het antwoord daarop is dus “ja”, met als motivatie dat Europees recht geen ruimte biedt voor afgifte.

De vraag was niet “mogen providers verplicht worden persoonsgegevens afgeven in civiele zaken”. Het antwoord daarop zou zijn geweest “nee, want Europees recht biedt daar geen ruimte voor.”

Het uitgangspunt is dat verkeersgegevens en IP-adressen persoonsgegevens zijn en dus alleen mogen worden afgegeven als Europese wetgeving daar de mogelijkheid voor biedt. Dat volgt uit de Privacy-richtlijn 95/46, bij ons de Wet Bescherming Persoonsgegevens.

Is er een mogelijkheid voor auteursrechten-organisaties? Nee, zegt de A-G.

Zo bepaalt Richtlijn 2002/58 betreffende privacy en elektronische communicatie dat verkeersgegevens kunnen worden afgegeven aan “bevoegde organen … met het oog op het beslechten van geschillen, in het bijzonder met betrekking tot interconnectie en facturering”. De Spaanse auteursrechten-organisatie betoogde dat zij daar ook onder vielen, maar de A-G is het daar niet mee eens. Dit gaat uitsluitend over afgeven aan rechtbanken of instanties als de OPTA.

Artikel 15 van deze richtlijn biedt de mogelijkheid om uitzonderingen op deze regels te maken, maar “ruzie over auteursrecht” staat er niet bij:

De lidstaten kunnen wettelijke maatregelen treffen ter beperking van de reikwijdte van de in (…) deze richtlijn bedoelde rechten en plichten, indien dat in een democratische samenleving noodzakelijk, redelijk en proportioneel is ter waarborging van de nationale, d.w.z. de staatsveiligheid, de landsverdediging, de openbare veiligheid, of het voorkomen, onderzoeken, opsporen en vervolgen van strafbare feiten of van onbevoegd gebruik van het elektronische-communicatiesysteem (…)

De richtlijnen over auteursrecht bieden de mogelijkheid om inbreuk op auteursrecht strafbaar te stellen. Zo is in Nederland “opzettelijke inbreuk op het auteursrecht” strafbaar met zes maanden cel (artikel 31 Auteurswet). Een lidstaat zou kunnen besluiten uitwisseling zonder toestemming via filesharing strafbaar te stellen. In zo’n situatie kan een provider dus verplicht worden mee te werken aan de opsporing van de pleger van dat feit. Maar ook dan gaat het om “opsporen en vervolgen van strafbare feiten” en ook dat biedt geen basis voor het afgeven van die gegevens aan een private organisatie zoals BREIN of de Buma.

De recente richtlijn 2006/24 over bewaren van verkeersgegevens verplicht providers om verkeersgegevens te bewaren en zonodig af te geven. Ook hier weer: alleen aan de bevoegde nationale autoriteiten. Niet aan private organisaties.

Er is met andere woorden geen grondslag in Europees recht om afgifte van verkeersgegevens aan private organisaties toe te staan. Een verbod is dus in overeenstemming met Europees recht. Een plicht tot afgifte is dan echter juist in strijd met dit recht. Maar ja, dat was de vraag niet, en het Hof beantwoordt alleen de vragen die men stelt.

De conclusie van de A-G is trouwens juridisch niet bindend. Dat is alleen het arrest van het Hof, dat over een aantal maanden wordt verwacht. Het Hof kan zonder meer een heel ander besluit nemen. Maar vaak wordt de conclusie wel grotendeels overgenomen.

Arnoud

Creditcard-maatschappij niet aansprakelijk voor inbreuk door website

Perfect 10, de pornoboer met de vele rechtszaken, heeft onlangs een zaak verloren waarin ze probeerde creditcard-maatschappijen aansprakelijk te houden voor inbreuk op auteursrecht door betaalsites. Dat meldt de Register:

Perfect10, which touts its products as featuring “tasteful copyrighted images of the world’s most beautiful natural models,” sued Visa, MasterCard and others after sending repeated notices that some of the websites receiving credit card processing services from the financial institutions contained stolen Perfect10 images.

The court dismissed Perfect10’s contributory copyright claim after determining that the credit card companies had neither materially contributed to nor induced the infringing behavior. Since, the court argued, Visa and MasterCard did not use their payment processing systems to locate, transmit, alter or display copyrighted works, they did not contribute to the infringement.

In de Verenigde Staten kent men naast de “gewone” inbreuk op auteursrecht ook afgeleide varianten. Een “contributory infringer” is iemand die weet van de inbreuk en deze ook nog eens actief steunt. Bijvoorbeeld door de apparatuur te leveren waarmee het kan. Sony werd destijds onder dit leerstuk aangepakt toen ze de Betamax-videorecorder op de markt brachten, maar werd vrijgesproken omdat de videorecorder “substantial noninfringing uses” had en daarmee niet de inbreuken actief steunden. Filesharing bedrijf Grokster ging daarentegen hiermee nat omdat hun software vooral gericht was op het uitwisselen zonder toestemming.

Een “vicarious infringer” weet van de inbreuk en heeft de mogelijkheid om deze te stoppen. Bijvoorbeeld de organisatie van een computerbeurs: die kunnen een kraampje sluiten als daar illegale DVD’s worden verkocht. Doen ze dat niet, dan zijn ze in de VS aansprakelijk voor de inbreuk door die verkopers.

Het argument hier was dus dat de creditcard-maatschappijen onder een van deze varianten moest vallen, omdat zij immers inbreuk steunen door de betaling mogelijk te maken. Bovendien kunnen ze het stoppen: weiger je medewerking, en de inbreukmaker gaat vanzelf failliet.

Het 9e Hof vindt dit echter wel erg vergezocht. Je moet immers meehelpen aan de inbreuk zelf, en niet alleen maar in het algemeen samenwerken met het bedrijf:

The credit card companies cannot be said to materially contribute to the infringement in this case because they have no direct connection to that infringement. Here, the infringement rests on the reproduction, alteration, display and distribution of Perfect 10’s images over the Internet. Perfect 10 has not alleged that any infringing material passes over Defendants’ payment networks or through their payment processing systems, or that Defendants’ systems are used to alter or display the infringing images.
Je bent pas aansprakelijk als je op een of andere manier meehelpt aan de verspreiding van de inbreukmakende materialen zelf. Een online betalingsmogelijkheid doet dat niet. Die heeft net zo veel te maken met de dienst die verkopers leveren als bijvoorbeeld het electriciteitsbedrijf of de cateraar.

Arnoud

I AMbtenaar vs I AMsterdam – Auteursrecht en merkenconflict

Logos I Amsterdam Ambtenaar Maarten ter Horst, de ambtenaar achter de Hyves I Ambtenaar, kreeg een blafbrief van de juridische dienst van de gemeente Amsterdam. Daarin werd hem verweten inbreuk op auteursrecht en merkrechten van Amsterdam te maken door zijn gebruik van “I Ambtenaar”.

Voor merkinbreuk moet er normaal sprake zijn van commerciële activiteit. Wie niets verkoopt en ook geen dienst levert, kan geen merkinbreuk plegen. De enige uitzondering daarop is als je gebruik ongerechtvaardigd voordeel oplevert of er afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk. De gemeente moet dus aantonen dat “I AMbtenaar” waarde of reputatie van “I AMsterdam” aantast.

Ik zou niet zo 1-2-3 weten hoe dat zou kunnen. Meestal gaat het bij dit soort zaken om verwatering of nodeloos grievend gebruik van een merk. Er was ook ooit een zaak over een act in een bordeel waarin een mevrouw “iets onfatsoenlijks” (ahem) deed met een als zodanig herkenbaar Coca-Cola flesje (een vormmerk). Het merk werd ook daar niet gebruikt om de diensten van de dame in kwestie aan te bieden, maar het gebruik was wel schadelijk voor de reputatie van Coca-Cola.

De case voor auteursrecht ligt anders. Dit logo is auteursrechtelijk beschermd, en dan mag je het niet zomaar overnemen. Ook niet voor een niet-commerci”ele site.

Is er hier overgenomen? Als je goed kijkt naar de twee logo’s, dan zie je dat ze allebei beginnen met “I AM” in rood, waarbij bij beiden de letters “A” en “M” aan elkaar geschreven zijn:

Vergroot logo IAM

De overige letters hebben dat niet. Ik kan me dan ook niet aan de indruk onttrekken dat Ter Horst dat stukje van het logo “I AMsterdam” heeft afgeknipt en er “btenaar” achter heeft gezet. En dat is inbreuk op het auteursrecht.

Maar is het logo “I AMsterdam” wel een beschermd werk? Een werk hoeft niet heel kunstzinnig te zijn om auteursrechtelijk beschermd te zijn. Ook een klein, simpel werk kan beschermd zijn. En wat wil nu het geval: al een jaar voordat Amsterdam met haar logo kwam, had het bedrijf Boomerang (van de briefkaarten) al kaarten met dit logo, weliswaar zonder in elkaar overlopende “A” en “M” maar toch:

I AMsterdammer van Boomerang

Volgens de Merkplaats duidelijk inbreuk op het auteursrecht:

Volgens mr. Alphons Geerlings is er geen twijfel mogelijk dat hier inbreuk wordt inbreuk gemaakt op het auteursrecht van ontwerpster Van Dam. “Je kunt niet in ieders bureaulaatje kijken om te zien wat daar ligt aan eigen werk, je kunt dus nooit honderd procent zeker weten of jouw werk niet eerder is bedacht,” legt hij uit. In dit geval echter, waarbij er zoveel boomerangkaarten zijn verspreid, lijkt het onwaarschijnlijk dat niemand van reclamebureau KesselsKramer, eerder heeft gezien.

Volgens zowel de Merkplaats als Parool zijn de rechten vervolgens voor 20.000 euro overgedragen aan de gemeente Amsterdam. Deze heeft nu dus het auteursrecht op zowel het originele “I Amsterdammer” als de afgeleide versie “I AMsterdam”. Overnemen van die versies is dus inbreuk op het auteursrecht van de gemeente.

Dat geldt alleen voor overnemen van het logo, het plaatje dus. De tekst “I Amsterdam” is te kort om auteursrechtelijk beschermd te zijn. Dus je Hyves “I Ambtenaar” of “I Amanuensis” of wat dan ook noemen, mag best. Maar je moet wel je eigen logo maken.

Arnoud

Algemene voorwaarden van Internetproviders

Wanneer gelden de algemene voorwaarden van Internetproviders? Deze vraag was van belang in een recent geschil tussen het bedrijf Pander Consultancy en Internetprovider Scarlet (Planet). Pander had een zakelijke ADSL-verbinding afgenomen, maar wilde deze al snel weer opzeggen. Dat gaf de nodige problemen, waardoor Pander vijfentwintig werkdagen zonder internetverbinding heeft moeten werken en zo schade opliep. In de algemene voorwaarden van Scarlet werd aansprakelijkheid voor zulke schade echter uitgesloten. Kon Scarlet zich daarop beroepen?

Juridisch gezien is een Internetabonnement hetzelfde als elk ander contract. De ene partij betaalt een zeker bedrag, en de ander levert een dienst. In dit geval dus toegang tot Internet. Daarbij gelden natuurlijk regels, die in algemene voorwaarden vastgelegd zijn. Niet iedereen leest ze, maar deze ‘kleine lettertjes’ gelden ook als de wederpartij ze niet gelezen heeft bij het afsluiten van het contract. De enige eis is dat de gebruiker (Scarlet dus) de wederpartij (Pander) een redelijke mogelijkheid moet hebben geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen (art. 6:233(b) BW).

Maar, zo vertelde Pander, dat was nooit gebeurd:

De accountmanager van Scarlet, A, [is] op 23 maart 2005 bij haar langsgeweest om de overeenkomsten op te stellen en te ondertekenen. Zij heeft op dat moment aan A gevraagd haar een exemplaar te verstrekken van de door Scarlet gehanteerde algemene voorwaarden. A beschikte echter niet over een exemplaar van de algemene voorwaarden. Op het verzoek van Pander nadien alsnog een afschrift toe te zenden, zou A hebben toegezegd dat te zullen doen, doch Pander heeft nooit een exemplaar van Scarlet ontvangen, aldus Pander.

Verwarrend daarbij was wel dat Pander het contract vervolgens heeft getekend met daarin de zin “Door ondertekening van deze overeenkomst verklaart u de algemene voorwaarden van Scarlet ontvangen en geaccepteerd te hebben.”

Was dat nu genoeg om aan te nemen dat de voorwaarden toch gelden? Nee, oordeelt de rechter, de gebruiker (Scarlet) moet concreet aangeven wanneer en op welke wijze aan de wederpartij een afschrift van de algemene voorwaarden ter hand is gesteld. Het was dus aan Scarlet om meer feitelijke gegevens te verschaffen omtrent het ter hand stellen van de algemene voorwaarden. Maar:

Zij heeft dit echter niet gedaan, maar heeft volstaan met aan te voeren dat haar accountmanagers altijd een setje documenten, waaronder de algemene voorwaarden, mee zouden nemen.

En die zin uit het contract dan, waarin Pander zegt ze te hebben ontvangen?

Deze standaardbepaling is slechts een fictieve verklaring omtrent de kennisneming van de algemene voorwaarden en kan niet worden aanvaard als een nadere uitzondering waarmee aan het door de wetgever beoogde uitgangspunt van terhandstelling kan worden voorbijgegaan.

Kortom, Scarlet heeft niet bewezen dat Pander werkelijk de algemene voorwaarden heeft gehad. Daarom worden ze niet bindend verklaard. En omdat een provider gewoon aansprakelijk is voor schade bij een niet-werkende verbinding, zou Scarlet op moeten draaien voor die 25 dagen. Ware het niet dat Pander onvoldoende onderbouwd had waarom hij die schade had geleden. Daarom oordeelde de rechter dat Pander nu eerst met die onderbouwing moet komen, zodat hij daarna kan bepalen of en hoe veel schade voor de rekening van Scarlet gaat komen.

Arnoud

Debat over netneutraliteit

Netkwesties schrijft over netneutraliteit, het doorgeven van Internetverkeer zonder aanziens des afzenders:

De kwestie gaat om open internet, gelijkwaardige toegang tot alle online bronnen en uiteindelijk om gelijke vrijheid van meningsuiting voor iedereen. Dat zeggen de protagonisten van netneutraliteit in de VS. Tijdens de ECP-bijeenkomst voegde Joost van der Vleuten van de afdeling telecom- en energiestrategie van Economische Zaken daar een belangrijk punt aan toe: “Het gaat niet alleen om downloaden, maar ook om het uploaden, want steeds meer mensen publiceren zelf en meer en meer maakt video daar onderdeel van uit. Krijgen ze voldoende bandbreedte en mogelijkheden om hun ideeën aan iedereen kenbaar te maken?”

Het debat komt overwaaien uit Amerika, waar concurrentie en regelgeving een stuk minder is dan bij ons. Maar het onderwerp is ondertussen ook hier actueel. Providers blijken bijvoorbeeld filesharing verkeer “af te knijpen” als web en e-mail daarmee in het gedrang komen. Is dat nu een kleine groep niet de boel laten verpesten, of een strijdig ingrijpen met het ongereguleerde natuur van Internet?

In Nederland lijkt onze overheid voor netneutraliteit te zijn. Dat past ook binnen de huidige wet- en regelgeving. Volgens de wet (art. 6:196c BW) is een provider niet aansprakelijk voor informatie gepubliceerd door anderen. Dit geldt echter alleen wanneer hij niet het initiatief tot het doorgeven van de informatie neemt, en niet bepaalt aan wie de informatie wordt doorgegeven. Ook mag de provider de doorgegeven informatie niet selecteren of wijzigen. De provider moet dus echt als “doorgeefluik” fungeren. Daarom zouden providers ook voor netneutraliteit moeten zijn.

Maar providers hebben tegelijkertijd te maken met een sterke groei van het verkeer. Kun je verlangen dat zij alsmaar meer hardware en bandbreedte kopen?

Iedere abonnee moet voortdurend direct toegang kunnen krijgen met een breedband verbinding, maar een provider kan niet voor al zijn abonnees tegelijk capaciteit kopen en beschikbaar houden. Elke provider houdt rekening met de online-offline verhouding. Hoe meer offline, des te lager zijn kosten en des te hoger de winst.

Arnoud

Providers plakken advertenties op webpagina’s

Advertenties op webpagina’s zijn niets nieuws, maar wat te denken van advertenties toegevoegd door uw provider? Middels een klein stukje software op de proxy kan aan elke door de klant opgevraagde webpagina een advertentie worden toegevoegd. Geheel transparant: de klant ziet het verschil niet en de maker van de webpagina merkt er niets van.

De vraag is natuurlijk: mag dat?

Mij lijkt van niet. Een webpagina is een auteursrechtelijk beschermd werk. Daar advertenties (of wat dan ook) onder plakken is een wijziging van dat werk, en dat mag niet zonder toestemming van de maker. Zeker niet als je profiteert van die wijziging. Een virus er uit halen is één ding, maar geld verdienen gaat echt een stuk verder.

Een provider mag webpagina’s tijdelijk opslaan (cachen). Dat scheelt in het netwerkverkeer en maakt het sneller voor de gebruiker. Maar de provider mag de pagina daarbij niet wijzigen.

Voorbeelden en discussie bij Slashdot.

Arnoud

Internetproviders in problemen met persoonsgegevens

Wanneer moeten internetproviders (ISP’s) nog weigeren om persoonsgegevens van klanten af te geven? Na de uitspraak over BREIN vs. KPN lijkt het wel erg makkelijk te worden om die op te eisen in een civiele rechtszaak.

ISPam meldt over een artikel van Remy Chavannes in Mediaforum, waarover eerder Boek 9 ook berichtte:

“De antwoorden van de Haagse voorzieningenrechter in de zaak tussen Brein en KPN zijn in het licht van de feiten te begrijpen, maar vormen een onjuist en onwenselijk precedent. (…) De realiteit van het ‘internetrecht’ is echter dat er vrijwel uitsluitend uitspraken in kort geding zijn die, bij gebrek aan hardere precedenten, in volgende zaken worden aangehaald, door partijen en door rechters. Dat betekent dat een uitspraak als deze wel degelijk belangrijk is, met name voor wat betreft (a) welke criteria worden gehanteerd bij de beoordeling van vorderingen tot verstrekking van NAW-gegevens en afsluiting van internetverbindingen; en, even belangrijk (b) hoe streng die criteria in concreto worden toegepast. (…) Als de criteria uit Lycos/Pessers op deze manier gehanteerd (moeten) worden, dan brengt dat het risico met zich mee dat ISP’s zullen concluderen dat het op deze manier opkomen voor de privacy klanten een dure en onzekere – zo niet zinloze – exercitie is.”

Arnoud

Aansprakelijkheid voor foto’s geplaatst door leden

Wanneer is de beheerder van een site nu aansprakelijk voor foto’s (of andere materialen) die een lid van de site plaatst? Een belangrijke vraag, want aansprakelijkheid kan in de papieren lopen.

De belangrijkste vraag is of de beheerder een of andere vorm van screening doet voor het materiaal voordat het wordt geplaatst. Een zogeheten hosting provider is pas aansprakelijk als hij gewezen is op het inbreukmakend materiaal en het dan niet meteen weghaalt. Maar wie foto’s toegezonden krijgt, de leukste selecteert en die publiceert, is geen hosting provider en kan een rekening van de fotograaf verwachten.

In 2005 werd bijvoorbeeld de site Go2Web veroordeeld tot een kleine 2000 euro schadevergoeding. Leden konden foto’s plaatsen, en Go2Web plaatste dan de leukste op de homepage (wat de rechter een ‘startpagina’ noemt). Op grond van dat laatste werd het bedrijf aansprakelijk gehouden:

Een startpagina kan niet aangemerkt worden als onderdeel van ledenpagina’s waarop leden foto’s en dergelijke kunnen plaatsen en ook daadwerkelijk plaatsen. Dat zo zijnde moet de conclusie zijn dat Go2Web.nl zelf de bewuste foto openbaar gemaakt heeft.

Voor de foto’s die geplaatst waren “voor en door leden” was het bedrijf niet aansprakelijk.

Dat geldt ook voor niet-commerciële sites. Inbreuk is inbreuk, en of je er nu geldt mee verdient of het “slechts uit liefhebberij” publiceert is irrelevant. Hooguit kan een niet-commerciële inbreuk reden zijn om de schadevergoeding wat te minderen:

[Naast een vergoeding van € 1000,-] komt aan eiseres als compensatie voor de gepleegde inbreuk een bedrag toe van € 500,-. Bij de vaststelling van dat bedrag is rekening gehouden met de omstandigheid dat de site niet bijzonder lang toegankelijk is geweest en voorts niet eenvoudig te vinden was en dat gedaagde geen commercieel oogmerk had.

Het maakt ook niet uit of de foto werkelijk gekopieerd wordt naar de site, of dat er alleen een inline link naar gelegd wordt. Profielensite CU2 werd eind juni niet aansprakelijk gehouden voor een inline link, omdat zij “onmiddellijk na de melding van [eiseres], inhoudende dat de op haar auteursrecht inbreuk makende afbeelding op de website van CU2 was gezien, deze (link) heeft verwijderd.”

In een vonnis uit 2004 (Schlijpers/Nieuw Rechts) vond de rechter de beheerder trouwens wel aansprakelijk voor inline links op het NR-forum naar foto’s van eiser. De reden was dat “Nieuw Rechts als beheerder van die site, die openbaarmaking faciliteert en gedoogt.” Had men de link meteen verwijderd, dan was dit vonnis anders uitgevallen.

Arnoud

Legaliteit van linksites

Mag je zomaar links naar films verzamelen en publiceren? Marco Raaphorst citeert het -volgens mij machinaal vertaalde- auteursrecht-beleid van Flowed, de Nederlandse Joox:

Wij bevorderen geen piraterij. Wij moedigen onze bezoekers niet aan om onwettige video’s te uploaden. Dit is slechts een vrij openbaar-archief van verbindingen aan media beschikbaar op andere plaatsen. Het verzekeren van de wettigheid van het video beschikbare materiaal zou door moeten worden behandeld uploadt beleid van de websites die wij hebben verbonden met, maar gewoonlijk aan hun uploadersdiscretie verlaten.

Hyperlinks zijn legaal. Op zich is het dan ook geen probleem om een linksite te bouwen, of dat nu met links naar webpagina’s is of naar MP3’s of zelfs streaming video. Of torrents natuurlijk.

Er zijn echter grenzen. Voor linksites blijken die uit de Techno Design zaak:

  1. het soort materialen dat je indexeert (waar je links naar verzamelt) wordt overwegend illegaal aangeboden
  2. <li>je weet dat je bezoekers met name naar de illegaal aangeboden materialen zoeken</li>
    
    <li>je verdient daar geld mee</li>
    

Arnoud

Open Source Initiative boos om misbruik van term ‘open source’

Via Ars Technica het bericht dat de Open Source Initiative (OSI) zich boos aan het maken is over wat zij ziet als misbruik van het woord “open source” voor software die dat helemaal niet is. Vroeger was dat nooit zo’n probleem:

once every 2-3 months we’d receive notice that some company or another was advertising that their software was “open source” when the license was not approved by the OSI board and, upon inspection, was clearly not open source. We (usually Russ Nelson) would send them a notice politely telling them “We are the Open Source Initiative. We wrote a definition of what it means to be open source, we promote that definition, and that’s what the world expects when they see the term mentioned. Do you really want to explain to your prospective customers ‘um…we don’t actually intend to offer you these freedoms and rights you expect?’.” And they would promptly respond by saying “Wow! We had no idea!” Maybe once or twice they would say “What a novel idea! We’ll change our license to one that’s approved by you!”. Most of the time they would say “Oops! Thanks for letting us know–we’ll promote our software in some other way.” And they did, until last year.

Het woord “open source” is geen geregistreerde merknaam (merkaanvraag 75439502 voor “open source” werd afgewezen want beschrijvend), en OSI heeft juridisch dus geen poot om op te staan. Maar OSI hoopt natuurlijk op de goede wil van de bedrijven die met open source werken.

Arnoud