Een minderjarige bestelt iets, wat kan ik doen?

Een lezer vroeg me:

Ik bied op internet een spel aan waarbij je moet betalen voor premiumfunctionaliteit. Vorige week kreeg ik een brief van een rechtsbijstandsverzekeraar dat ik een bepaalde dienst moet annuleren, en al het betaalde geld moet teruggeven, omdat een minderjarige de creditcard van zijn vader had gebruikt zonder toestemming. Ik heb het account geblokkeerd, maar moet ik ook geld terugbetalen? Ik heb bij registratie gevraagd of mensen 18+ zijn, en als je dat niet aanvinkt dan kun je geen account aanmaken.

Hoofdregel uit de wet is dat een minderjarige (jonger dan 18 jaar) geen contracten mag afsluiten zonder toestemming van zijn ouders. Uitzondering is als het gaat om producten of diensten die ongebruikelijk zijn voor zijn leeftijd. Een kind van tien mag dus snoep kopen bij de Jamin maar geen fiets bij de fietsenmaker. Op internet mag een tienjarige credits kopen voor Habbo Hotel of ander spelletje, maar geen webhostingpakket. Een vijftienjarige mag wel hostingpakketten afnemen want dat is vrij normaal (mits het een basic pakketje is).

Als de minderjarige iets ongebruikelijks heeft besteld, en de ouders maken bezwaar, dan draait de wederpartij in beginsel voor de kosten op. Hij moet alle aanbetalingen teruggeven en op eigen kosten alles terugdraaien. Er is een uitzondering voor het geval het geleverde de minderjarige tot daadwerkelijk voordeel heeft gestrekt (art. 6:209 BW en 6:276 BW). Hij moet dan de kosten van het geleverde vergoeden.

Plat gezegd: de minderjarige moet werkelijk iets hebben gedaan met hetgeen waarvoor is betaald. Het opnemen van een op zijn bankrekening gestort geldbedrag is een voorbeeld. Het aankopen van goederen in een online spel zou daar m.i. ook kunnen vallen. Credits vind ik een twijfelgeval – daar doe je nog niks mee. Idem voor vooruit betalen van bv. een hostingabonnement.

Soms is een schadeclaim richting de minderjarige mogelijk (Hijma p. 145). Hij moet dan onrechtmatig hebben gehandeld, bijvoorbeeld door opzettelijk te liegen of een vervalst identiteitsbewijs te laten zien. Een “Ja ik ben 18+” vakje moeten aanvinken zou daaraan kunnen voldoen, maar het is nog nooit getest in de praktijk. Essentieel is wel dat het bedrijf íets moet doen op het gebied van leeftijdscontrole. Als het bedrijf niets vraagt, kan de minderjarige niet verweten worden te hebben gelogen over zijn leeftijd immers.

Vanwege het 18+-vakje zou ik dus geneigd zijn te zeggen dat je een vergoeding mag rekenen voor de daadwerkelijk afgenomen diensten, maar niet meer. Heeft hij bijvoorbeeld een jaarabonnement genomen en komt dat na een maand uit, dan mag je 1/12e van het jaarabonnement houden – als hij gebruik heeft gemaakt van de dienst in die maand natuurlijk. Ook kosten die je daadwerkelijk gemaakt hebt bij je eigen leveranciers, mag je als vergoeding opvoeren. Het restant moet dan wel terug.

Arnoud

Mag je bloggen over je kind?

kinderen-oppassen-bord-verkeersbord-waarschuwing.pngMag je als vader zonder ouderlijk gezag op een blog schrijven over je kind, inclusief foto? Met die lastige vraag zag eind januari de rechtbank Arnhem zich geconfronteerd. Ik krijg daar zelf ook veel mail over (zie bv. de blog Je ex zet foto’s van je kind online) en elke keer blijkt het weer zó lastig te liggen dat een algemeen antwoord nauwelijks te geven is.

Dat concludeert nu ook de rechtbank: het gaat hier om een botsing tussen de vrije meningsuiting van de vader en de privacy van het kind. Die twee grondrechten zijn in beginsel gelijkwaardig, dus je kunt niet op voorhand zeggen dat één van de twee altijd moet winnen. De enige manier om te bepalen wat de doorslag behoort te geven, is door te kijken naar de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij speelt een belangrijke rol de vraag of de uitlatingen die worden gedaan op waarheid berusten en de manier waarop die uitlatingen worden gedaan.

In dit geval ging het om de volgende inhoud:

Op de weblog staat één sterk verouderde foto van [naam minderjarige], waarvan onweersproken is gesteld dat de huidige [naam minderjarige] daarin niet kan worden herkend. De spaarzame andere foto’s op de weblog zijn van familieleden van [gedaagde]. De weblog is voornamelijk een korte opsomming van gebeurtenissen in het leven van [gedaagde] zelf, zoals het overlijden van zijn moeder en de geboorte van een neefje. …

Daarnaast vermeldt de weblog jaarlijks een felicitatie aan [naam minderjarige] op zijn verjaardag met de vermelding dat [naam minderjarige] nog altijd een rol speelt in het leven van [gedaagde]. [gedaagde] schrijft dus met name over zichzelf op de weblog en over zijn gevoelens voor [naam minderjarige]. Er staat feitelijk niets op de weblog over het leven van [naam minderjarige], behoudens dat hij een vader heeft die hem mist. …

Onbetwist is dat [gedaagde] vanaf 2003 geen enkel contact meer heeft met [naam minderjarige] en [eiseres] sindsdien ook geen enkele informatie over [naam minderjarige] aan [gedaagde] heeft gegeven, ondanks de aan [eiseres] opgelegde informatieplicht in de beschikking van 9 november 2005.

Een dergelijk verslag vindt de rechtbank niet onrechtmatig. Er wordt niets onbetamelijks of smadelijks gezegd, en onvoldoende onderbouwd is dat de privacy van het kind met deze publicatie geschonden zou worden. Het enkele noemen van de naam is kennelijk niet genoeg om een privacyschending te krijgen (vergelijk Persvrijheid versus Wet bescherming persoonsgegevens van 2 weken terug).

In 2009 echter vond de rechtbank Almelo nog dat het plaatsen van foto’s op een publieke (niet-afgeschermde) Hyvespagina inbreuk op de privacy opleverde. Heel veel verschil tussen namen en foto’s zie ik eigenlijk niet. Sterker nog ik zou zeggen dat een tekst met voor- en achternaam erger is dan een foto – namen zijn googelbaar, foto’s (nog) niet.

Arnoud

OM eist IP-adressen van website Crimesite, mag dat?

bevel-crimesite.pngDe Amsterdamse recherche en het Openbaar Ministerie dreigen de hoofdredacteur van Crimesite op te pakken, meldde de site gisteren. Hij wil geen gehoor geven aan een vordering om IP-nummers van bezoekers van de website te verstrekken. Het OM had die geëist in verband met een mishandelingszaak waarover Crimesite had bericht (via GeenStijl). In de reacties verklaarden twee getuigen iets over de gebeurtenissen, en de politie wil die graag eens op het bureau spreken. Kan dat zomaar?

De politie heeft de vordering ingediend op grond van artikel 126n Strafvordering. Daarmee mag men bepaalde gegevens vorderen “over een gebruiker van een communicatiedienst en het communicatieverkeer met betrekking tot die gebruiker”, zoals het IP-adres vanaf waar het communicatieverkeer is gedaan of de NAW-gegevens indien beschikbaar. Deze mag men vorderen van “aanbieders van een communicatiedienst”, en dat zijn dan weer bedrijven die (art. 126la Strafvordering):

aan de gebruikers van zijn dienst de mogelijkheid biedt te communiceren met behulp van een geautomatiseerd werk, of gegevens verwerkt of opslaat ten behoeve van een zodanige dienst of de gebruikers van die dienst;

Het gaat hier dus niet alleen om internetproviders die signalen doorgeven, maar óók om bedrijven die bijvoorbeeld pure hostingdiensten aanbieden. Die slaan immers gegevens op ten behoeve van de communicatiedienst “WWW” (ok ok technisch gesproken de dienst “http”). Je kunt discussiëren of Crimesite onder “bedrijven die communicatiediensten leveren” valt. Crimesite lijkt me wel een bedrijf in de zin van de wet – ze verkopen advertenties. Maar is hun core business de dienst opslag/doorgifte/http? Ik betwijfel het.

Crimesite heeft echter een veel sterker argument: zij doet aan journalistiek en heeft daarmee recht op bronbescherming (zoals bevestigd in de Voskuil– en Autoweek-arresten). Het OM heeft speciale richtlijnen opgesteld over hoe om te gaan met vorderingen richting journalisten. Die zegt in artikel 6a onder meer:

In ieder geval lijkt het toepassen van dwangmiddelen gerechtvaardigd als dat het enige effectieve middel is om een zeer ernstig delict op te helderen. Het moet dan gaan om die misdrijven waarbij het leven, de veiligheid of de gezondheid van personen ernstig is geschaad of in gevaar kan worden gebracht. Daarvan zal in beginsel sprake zijn bij het opsporen van de verdachte van bijvoorbeeld een reeks van ernstige zedenmisdrijven, het traceren van een hoeveelheid explosieven of het inrekenen van een voortvluchtige moordenaar.

Verdedigbaar is dat hier sprake is van een dergelijk misdrijf. Immers het ging om zware mishandeling van een portier. En als zich dan een getuige meldt dat hij gezien heeft wie het werkelijk was, en daarbij zelfs de politie aanspreekt (“Politie: maak even een praatje met het personeel en de DJ van die avond….dan weet je genoeg.”) dan kan ik het wel billijken dat je die meneer even wilt spreken. Er is geen anonimiteit bedongen, en heel hard nodig lijkt die ook niet bij een dergelijke verklaring. Dus ik denk dat uiteindelijk de rechter het OM toch gelijk zal geven, maar het tegendeel is ook goed verdedigbaar.

Essentieel is wél dat een rechter er naar moet kijken, en dat is niet het geval bij dit type vorderingen – iedere officier van justitie mag deze vordering instellen. En daarover zegt het Europese Hof in de Autoweek-zaak:

Although the public prosecutor, like any public official, is bound by requirements of basic integrity, in terms of procedure he or she is a “party” defending interests potentially incompatible with journalistic source protection and can hardly be seen as objective and impartial so as to make the necessary assessment of the various competing interests.

Daardoor was er geen “independent assessment as to whether the interest of the criminal investigation overrode the public interest in the protection of journalistic sources.” Een officier is (een beetje) partijdig en kan daarom niet beslissen of het opsporingsbelang zwaarder weegt dan het belang van de persvrijheid. Alleen een rechter(-commissaris) kan dat.

Arnoud

Het nut van websitedisclaimers – en een generator!

Disclaimers onderaan een site, iedereen doet het (ja ik ook). Maar waarom eigenlijk? Heeft het nut? Niet bijster veel volgens mij.

Ik heb me al eens opgewonden over e-maildisclaimers, maar voor websitedisclaimers geldt ongeveer hetzelfde. Zulke disclaimers hebben alleen de status van mededeling, en de meeste dingen die erin staan juist pas werken als het een afspraak en niet een mededeling is.

Ik kan bijvoorbeeld niet eenzijdig zeggen “ik ben niet aansprakelijk”, maar wel “deze mededeling is op persoonlijke titel”. Dat laatste vereist geen instemming van u, lezer: dat is gewoon zo. Maar of ik aansprakelijk ben, dat zal de rechter wel bepalen. Pas als u ermee instemt dat ik niet aansprakelijk ben, kan ik uw claims afwijzen. Er zijn vast nog wel een paar zinvolle items te bedenken, zoals “ik heb geen tijd alle reacties te lezen”, maar het meeste is echt zinloos.

Toch lijken disclaimers een vrijwel onmisbaar onderdeel van websites. Ik vermoed omdat het er juridisch uitziet, “iedereen het doet” en het dus wel ergens goed voor zal zijn.

Daarom lanceert mijn bedrijf ICTRecht bij deze een disclaimergenerator: vul een paar simpele vragen in en krijg een kant-en-klare websitedisclaimer. Extragratis en overal te gebruiken. Aansprakelijkheid wordt echter niet aanvaard – en daar gaat u mee akkoord door het ding te gebruiken.

Het ding is nog in beta, dus ik hoor graag waar het stuk gaat, wat er mist en hoe lelijk de layout wel niet is.

Oh ja, mijn eigen disclaimer? Tsja, die was toegevoegd op verzoek van mijn toenmalige werkgever Philips om te mogen bloggen. En ik denk ook dat een “dit is mijn mening en niet die van hen” op zich niet verkeerd is. Hoewel je je kunt afvragen in hoeverre je ooit op persoonlijke titel kunt spreken als je ergens werknemer bent en je spreekt op je expertisegebied.

Arnoud

Wie is nou eigenlijk eigenaar van onze website?

Een lezer vroeg me:

Een paar jaar terug hebben we een website laten bouwen door een professioneel bureau. Recent heb ik een ander bureau ingeschakeld om wat wijzigingen te maken en een forum toe te voegen. Maar na oplevering zegt het oude bureau dat de nieuwe site inbreuk maakt op hun auteursrechten (copyrights)! Zij zouden alle rechten hebben en ik had hen het onderhoud en de uitbreidingen moeten laten doen.

Klopt dat? We hebben toch betaald voor de site en het ontwerp, dan is het toch onze site en mogen wij toch zeker wel zelf bepalen wie het onderhoud gaat doen?

Het bureau heeft waarschijnlijk gelijk, maar dat hangt allemaal vrijwel volledig af van wat er precies in het contract (en de bijgehorende algemene voorwaarden) staat.

Hoofdregel van het auteursrecht/copyright is namelijk dat wie het maakt, de rechten heeft. De website is hier door het bureau gemaakt, en dus hebben zij daarop de rechten. Daar is eigenlijk maar één uitzondering op: als in het contract staat dat de auteursrechten naar de opdrachtgever gaan (soms staat er “eigenaar wordt”, dat vind ik twijfelachtig).

Wie betaalt, is auteursrechtelijk compleet irrelevant.

De opdrachtgever krijgt alleen een gebruiksrecht voor de site zoals door hen opgeleverd. Wat dat gebruiksrecht precies omvat, hangt af van het doel van de site en wat er zoal tijdens het offertetraject is gezegd. Is er bijvoorbeeld gesproken over “makkelijk zelf aanpassen” van layout of teksten via een handige WYSIWYG-editor, dan heeft de opdrachtgever het recht die layout of teksten aan te passen. Maar is er niets gezegd, dan zou ik zeggen dat je niet zelf zomaar van alles mag wijzigen. Goed, typefouten waarschijnlijk wel, maar een hele nieuwe layout niet.

Dit betekent ook dat je niet zomaar als opdrachtgever een ander bedrijf mag inschakelen om de site te laten verbouwen. Je zult daarvoor toestemming moeten krijgen van de oude ontwerper, en het is nog maar de vraag of je die zult krijgen.

Ik zou dus altijd adviseren om in zo’n opdracht op te laten nemen dat het eigendom van de site overgaat naar de opdrachtgever, of op zijn minst dat onderhoud door de opdrachtgever zelf mag worden gedaan, dan wel door een door hem gekozen hulppersoon.

Arnoud

Belgische spoorwegmaatschappij verbiedt deeplinken naar zijn site

belgieDe Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen verbiedt sites om naar zijn internetpagina’s te linken, meldde Tweakers gisteren. Linken naar de startpagina mag alleen na toestemming:

Om een link te leggen, dient u de hierna volgende procedure te volgen:
  • u vraagt per e-mail (communicatie@b-holding.be) aan de NMBS of u een link mag leggen, met vermelding van de naam van de site, van de verantwoordelijke ervan en van het doel waarvoor de link wordt gevraagd; en
  • u verklaart uitdrukkelijk in voormelde e-mail dat u de voorwaarden van de NMBS om een link te leggen alle zonder enig voorbehoud aanvaardt en zal respecteren; en
  • de NMBS onderzoekt uw aanvraag en geeft u, voorafgaandelijk aan het leggen van de link, per e-mail haar akkoord of desgevallend haar weigering.

Kan dit ook in Nederland, vroegen diverse mensen mij.

Nee, dit kan niet. Het is een volstrekt uitgemaakte zaak dat een gewone hyperlink naar een gewoon vrij online staande webpagina niet verboden kan worden. Pas als je linkt naar iets dat niet online hoort te staan of naar een pagina die niet direct toegankelijk hoort te zijn (maar dat door bv. een programmeerfout is) kán dat anders komen te liggen. Dat blijkt bv. uit de zaak Deutsche Bahn vs Indymedia) en XS4All/Deutsche Bahn).

Een site kan natuurlijk wel op basis van de referer mensen blokkeren die via jouw link op hun site komen. Het is hun site dus zij bepalen wie erop mag (Ab.Fab/XS4all).

Arnoud

Het doorlopen van webpagina’s

bromfiets-verzekering-plaatje-nummerbord.jpgOvereenkomsten sluiten via internet blijkt toch weer een moeilijke zaak, zeker als je wederpartij achteraf gewoon keihard ontkent er een gesloten te hebben. Een recent vonnis van de kantonrechter Alkmaar is daar een mooi voorbeeld van. De eiser stelde dat de gedaagde met hem een overeenkomst voor een bromfietsverzekering had gesloten via haar website. De gedaagde ontkende, waarop de kantonrechter de eiser opdroeg met nader bewijs te komen van de stappen die je op de site moest doorlopen.

Dat bewijs kwam er, maar het blijkt bepaald niet overtuigend. De rechter wil meer zien dan een stapel schermafdrukken, zo blijkt:

Weliswaar valt uit de overgelegde schermafdrukken van webpagina’s af te leiden hoe er met [eiser] via internet een overeenkomst tot stand kan komen, maar nog steeds is niet gebleken dat [gedaagde] deze webpagina’s heeft doorlopen. Zo heeft [eiser] geen gegevens overgelegd waaruit blijkt welke webpagina’s ten tijde van het sluiten van de gestelde overeenkomst, 2 maart 2008, op de website […….] zichtbaar waren en een bezoeker daarvan moest doorlopen om een overeenkomst tot stand te laten komen. Aldus is niet vast komen te staan dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen.

Schermafdrukken van nu bewijzen niet hoe de website in 2008 opereerde, en al helemaal niet dat de gedaagde partij daar ook werkelijk doorheen is gelopen. Een terecht punt, maar dit is wel de manier waarop veel bedrijven het zullen doen. (Verzamelen jullie meer informatie dan dit?) Ik ken er maar weinig die bijvoorbeeld het IP-adres loggen van elke bezoeker die op “Bestel nu” klikt of schermafdrukken van hun site maken op het moment dat die een update krijgt.

Een paar dagen later kreeg de gedaagde een verzekeringspolis thuisgestuurd. Dat bewijst m.i. dat wel degelijk alle pagina’s zijn doorlopen en dat op de knop “direct afsluiten” moet zijn gedrukt, want dat is de enige redelijke verklaring voor het feit dat het systeem van de eiser zo’n polis genereert en opstuurt.

Maar wat daar nog ontbreekt, is bewijs dat de gedaagde dat allemaal heeft gedaan. Het had ook zijn buurman kunnen zijn immers.

Nu zou je kunnen zeggen, als je zomaar een polis krijgt dan moet je aan de bel gaan hangen, maar nee:

Dat [eiser] vervolgens een verzekeringspolis aan [gedaagde] heeft toegezonden en hem erop heeft gewezen dat, indien hij niet binnen 14 dagen reageert, de op het polisblad vermelde gegevens worden verondersteld juist te zijn, maakt het voorgaande niet anders. Het niet-reageren op een dergelijk bericht, kan in redelijkheid niet worden beschouwd als wilsverklaring van [gedaagde] gericht op de totstandkoming van een overeenkomst.

De rechter lijkt hier impliciet artikel 7:7 BW aan te halen, waarin staat dat je ongevraagde zendingen “ten einde hem tot een koop te bewegen” en ongevraagde dienstverlening niet mag opvatten als een akkoord daarvoor. Stilzwijgend toelaten dat je ramen gelapt worden is geen grond voor een factuur, en verzekering is net zo goed een dienst als ramen lappen.

Het roept wel een fundamentele vraag op: hoe had deze verzekeringsmaatschappij dan wél moeten bewijzen dat het de gedaagde was die de bestelling had geplaatst? Zowat alles dat op een website wordt ingevuld, kan immers ook door de buurman of een kennis worden ingevuld.

Arnoud

Mag de ledenlijst van onze vereniging online?

Een lezer vroeg me:

Onze vereniging publiceert elk jaar voor de leden een handig boekje met zaken als de statuten, het huishoudelijk reglement, besluiten uit het afgelopen jaar en handige tips voor de leden. Ook zetten we hier altijd een lijst met contactgegevens van alle leden in. Dit doen we al jaren, maar het aantal leden groeit gestaag dus nu is voorgesteld om dit boekje voortaan via de website te verspreiden. Maar hebben we dan geen privacyprobleem?

Ja, dan heb je een privacyprobleem. Het publiceren via internet van namen, adressen en dergelijke contactgegevens van je leden kan echt alleen met een expliciete toestemming van de leden. En die moet vooraf worden gevraagd.

Je zou voor nieuwe leden die toestemming in het inschrijvingsformulier kunnen vragen, maar je bestaande leden zul je toch apart om deze toestemming moeten vragen.

Verder vraag ik me af of het echt wel nodig is om deze informatie zo online te zetten. De kans op misbruik van zulke gegevens is aanwezig, en ik zie weinig redenen waarom de hele wereld moet weten wat het telefoonnummer van verenigingslid X is. Je zou volgens mij kunnen volstaan met de gegevens op een wachtwoordbeveiligd deel van de site te zetten, waarbij alleen leden het wachtwoord weten.

Of je dan kunt volstaan met één wachtwoord of dat elk lid zijn eigen wachtwoord moet hebben, is een andere vraag. Bij een kleine vereniging is één wachtwoord nog wel beheersbaar (“volgend jaar is ons wachtwoord ‘zebrapad’ “) maar met enkele honderden leden lijkt me een wachtwoord per lid wel echt verplicht.

Arnoud

“Rechter vindt archief belangrijker dan privacy”

Het Eindhovens Dagblad mag een artikel over een ontslagen vrouw gewoon online laten staan, meldde Webwereld gisteren. Dit omdat (zoals Henk Blanken het formuleert) het geheugen van kranten, hun digitale archief, belangrijker is dan de privacy van personen. De rechter vindt de publicatie niet onrechtmatig, en vindt dat de schadelijke gevolgen voor de vrouw dan ook voor haar eigen rekening moeten komen.

De persoon om wie het ging, was op non-actief gesteld met de cryptische mededeling “vanwege een gevoelige personele kwestie” in het gewraakte krantenartikel. Zo’n tekst, plus de mededeling dat men niet nader op de zaak in wilde gaan, suggereert dat er wel iets goed mis met de betrokkene zal zijn. De vrouw had dan ook aardig last van deze publicatie, zeker nadat het Eindhovens Dagblad haar zoekfunctie had verbeterden je eindelijk iets kon vindenen Google het artikel in haar archief opnam.

De eis tot weghalen dan wel afschermen van het archief was gebaseerd op de stelling dat sprake zou zijn van onzorgvuldige journalistiek: geen hoor en wederhoor, een schadelijke wijze van weergeven van de zaak en het na elf maanden nog steeds via Google toegankelijk houden. Daarbij werd geschermd met het Zwartepoorte-vonnis, waarin de site-eigenaar informatie moest afschermen omdat Google deze verkeerd samenvatte. Het argument daar was dat de aanpassing een kleine moeite zou zijn en de overlast groot, precies wat ook hier het geval was.

De rechter gaat hier niet in mee. Het artikel is niet onrechtmatig, en de overlast vanwege de Googleresultaten op mevrouws naam is dan ook geen reden om het artikel te moeten blokkeren. En bovendien werd meer geëist dan alleen een kleine pagina-aanpassing: het artikel moest onvindbaar worden. (Er werd geen anonimisering geëist voor zover ik kan zien in het vonnis.) Dat is onaanvaardbaar. Mevrouw had een aanvulling of rectificatie bij het artikel moeten vragen, dat had meer kans gehad.

Jammer genoeg kwam de advocaat niet met de Wet Bescherming Persoonsgegevens aanzetten, afgezien van een tussenneusenlippendoorvermelding dat de verwerking “op juiste en nauwkeurige wijze [had] dienen plaats te vinden”. Als hij had betoogd dat vermelding van de naam van mevrouw geen toestemming en aantoonbare noodzaak had, hadden we eindelijk eens een principiële uitspraak gehad over de WBP versus de uitingsvrijheid. Anders gezegd: dan hadden we geweten of het blijven noemen van iemands naam in een gearchiveerd nieuwsbericht mag (persvrijheid) of niet (privacy).

Volgens de richtsnoeren van het CBP had het archief trouwens gewoon op slot gemoeten, precies vanwege deze problemen. En de WBP geldt ook voor krantenarchieven.

Arnoud

Bewijs van overname uit databank

adresboek-gids-lijst-databank.pngWie stelt dat zijn databank is overgenomen, zal daarvoor bewijs op tafel moeten leggen. Je kunt niet eisen dat het bewijs geheim moet blijven, ook niet als het gaat om ‘sleepers’ die je speciaal tegen inbreukmakers hebt opgenomen. Dat blijkt uit een vonnis van de rechtbank Rotterdam. In deze zaak had de eiser, Ad Hoc Data, een CD-ROM met een bedrijfsgids verkocht aan de gedaagde. Deze had vervolgens een cafégids op internet opgezet, maar volgens Ad Hoc was daarbij haar CD-ROM gebruikt en dat was niet toegestaan onder de licentie. Ad Hoc eiste een contractuele boete van 25.000 euro per overtreding.

De cafégids vocht dit aan met als eerste argument dat de algemene voorwaarden (waar die boete in stond) nooit waren overhandigd. Ad Hoc meldde daarop

dat de bestelprocedure al sinds jaar en dag zo is ingericht, dat de bestelprocedure voor het online afsluiten van een abonnement niet kan worden afgerond indien niet wordt aangevinkt ‘ik ga akkoord met de Algemene Voorwaarden voor een doorlopend jaarabonnement tot schriftelijke wederopzegging’ (zie productie 10). De woorden ‘algemene voorwaarden’ zijn clickable, door hierop te klikken krijgt men de voorwaarden in html-format op het scherm en kunnen deze voorwaarden desgewenst tevens in pdf-format worden gedownload.

Klinkt goed, zou je zeggen. Alleen had Ad Hoc niets overlegd waaruit daadwerkelijk bleek dat die procedure ook zo bestond toen de cafégids het product bestelde. De overlegde producties lieten niet zien hoe de bestelprocedure van specifiek deze bedrijvengids verliep, laat staan dat daaruit bleek dat inderdaad dat aanvinkvakje moest worden aangevinkt.

Het tweede verweer van de cafégids was dat er in de huidige gids geen gegevens van Ad Hoc opgenomen waren. Ad Hoc reageerde daarop met de mededeling dat “ten aanzien van de ‘cafégids’ en ‘cafetariagids’ geldt dat nog in oktober 2008 is gebleken van de aanwezigheid van tenminste één sleeper“. Een sleeper of copyright trap is een item dat niet werkelijk bestaat en dus alleen in een database kan belanden door overname uit andermans database.

Op zich is dat een goede manier om te bewijzen dat er inderdaad is overgenomen, maar je zult dan wel die sleeper aan moeten wijzen. Maar dat weigerde Ad Hoc: men wilde alleen een verklaring overleggen van een getuige die dit had geconstateerd. De sleeper zelf moest strikt geheim blijven, en alleen de advocaten plus de rechtbank mochten daarnaar kijken (artikel 27 Rechtsvordering). De reden was -neem ik aan- dat als Ad Hoc die sleepers onthult, de cafégids die er gauw uit verwijdert en dan kan claimen dat er nu echt niets meer overgenomen is.

De rechter accepteert deze gang van zaken echter niet.

[Ad Hoc] wordt niet in haar belangen geschaad als zij in de databank van gedaagde aangetroffen sleepers openbaart: er zullen in haar databank nog genoeg andere sleepers blijven staan en zij kan in volgende edities van haar databank nieuwe creëren en tussenvoegen, aldus gedaagde. Een gang van zaken als door [Ad Hoc] verlangd, een besloten zitting, zou het de advocaat van gedaagde onmogelijk maken namens deze verweer te voeren tegen aangevoerde bewijsmiddelen . Het zou onaanvaardbaar zijn als gedaagde wordt veroordeeld op basis van geheime bewijsmiddelen.

Op zich terecht: je moet je inderdaad kunnen verweren tegen zulk bewijs, bijvoorbeeld door te controleren of die sleepers wel echt nep (echt nep, ahem) zijn en of die ook in de CD van Ad Hoc stonden. Maar het is wel lastig nu voor Ad Hoc als die sleepers bekend worden. Want je kunt wel zeggen ‘stop maar nieuwe in je volgende editie’ maar daarmee is de huidige versie alsnog kwetsbaar voor onbewijsbare overname. Het is dus maar te hopen voor Ad Hoc dat ze inderdaad genoeg andere sleepers in die database heeft.

Arnoud